Het “winteruur” staat voor de deur en dit betekent dat we voor een tijdje “op de pauzeknop” duwen. We maken volop plannen voor volgend jaar, maar de komende weken moet u dus geen nieuwe artikelen van ons verwachten. Vandaag zijn we tegelijk aangekomen bij …
Klein streepzaad (Crepis capillaris) – Groot streepzaad (Crepis biennis) – Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) – Vertakte leeuwentand (Scorzoneroides autumnalis) – Muizenoor (Pilosella officinarum) Vijf gele composieten op een rij: hoe hou je ze uit elkaar? In wegbermen, gazons, dijken en ruigten duiken vaak gele bloemen op die op het eerste gezicht allemaal op …
Zacht behaard gras met een verrassend rijke ecologie
Gestreepte witbol (Holcus lanatus) is een algemeen voorkomend gras dat je vrijwel overal in Europa aantreft: in wegbermen, graslanden, gazons, ruigten en aan bosranden. Hoewel ze vaak wordt beschouwd als ‘gewoon gras’, is het in werkelijkheid een uitgesproken soort met zachte beharing, opvallende bloeiwijzen en een belangrijke ecologische functie.
Botanische kenmerken
Gestreepte witbol is een overblijvend gras dat 30 tot 100 cm hoog kan worden. De stengels en bladeren zijn opvallend zacht behaard, een zeldzaamheid onder grassen. De bladeren zijn breed en grijsgroen; ze voelen bijna wollig aan, wat de plant een zilverachtig aspect geeft — zeker bij dauw.
De bloeiwijze is een losse, pluimvormige aar die zich bij het rijpen opent en een lichtroze tot paarsige zweem krijgt. De bloei loopt meestal van mei tot juli. De pluimen zijn sierlijk en blijven lang staan, ook nadat de bloei voorbij is.
Het gras draagt de naam ‘gestreepte’ witbol omdat de aartjes fijne lengtestrepen vertonen, zichtbaar onder een loep. De ‘witbol’ verwijst naar de vaak bleke, lichtgrijze gloed over de bloeiwijze.
Verspreiding en standplaats
Gestreepte witbol is inheems in Europa, maar is ook geïntroduceerd in Noord-Amerika, Nieuw-Zeeland en andere gebieden. Ze groeit het best op voedselrijke, vochtige bodems, en is bestand tegen betreding en maaien. Ze is een typische soort van verarmde weiden, bermen, slootkanten en open plekken in loofbos.
In Vlaanderen en Nederland is het een van de meest voorkomende grassen in extensief beheerde graslanden en braakliggende terreinen. Ze kan dominant worden in vochtige hooilanden waar extensieve begrazing plaatsvindt.
Gestreepte witbol
Ecologische betekenis
De zachte beharing van de plant maakt haar minder geliefd bij vee, vooral als ze ouder wordt. Toch wordt ze in jong stadium wel gegeten, en komt ze voor in voedergrasland. Ecologisch is gestreepte witbol belangrijk als waardplant voor larven van verschillende motten, zoals het witboluiltje (Mythimna impura). Ook vogels gebruiken het zaad als voedselbron.
Doordat het gras zich snel vestigt via zaden én ondergrondse uitlopers, speelt ze een rol als pioniersoort op verstoorde gronden.
Weetjes en naamgeving
De soortnaam lanatus betekent ‘wollig’ en verwijst naar de zachte beharing. Het is een duidelijk onderscheidend kenmerk ten opzichte van bijvoorbeeld Holcus mollis (zachte witbol), die kruipt via ondergrondse uitlopers en meestal in bossen voorkomt.
De plant is in graslandbeheer niet altijd welkom, omdat ze de grasmat kan verarmen en andere soorten verdringen. Toch vormt ze ook bescherming tegen erosie, en biedt ze onderdak aan tal van insecten.
Gelijkaardige soorten
Vooral Gladde witbol Holcus mollis kan met Gestreepte witbol worden verward, maar Gladde witbol heeft een ijle bloeiwijze, bloeit later, is grijsgroener en heeft opvallend lange beharing op de knopen die sterk afsteken van de meestal ontbrekende beharing op de bladscheden en bladstengel. In vegetatieve toestand lijkt Gestreepte witbol veel op Zachte dravik Bromus hordeaceus , vooral qua beharing op bladschede en knopen en ook de ‘gestreepte’ bladscheden. Zachte dravik is echter een eenjarige soort die geen zoden of pollen vormt. In dichte vegetaties van beide soorten, die vaak ook bij elkaar groeien, is een vergissing echter snel gemaakt. (Wikipedia)
In de tuin en het landschap
Hoewel gestreepte witbol geen tuinplant is in klassieke zin, duikt ze regelmatig op in ecologische tuinen, bermen en wilde hoekjes. Door haar sierlijke pluimen en haar zilverachtig aspect kan ze ook visueel bijdragen aan een natuurlijk ogende beplanting. Vooral in de vroege ochtend, als de dauw op de zachte aren blijft hangen, krijgt ze een haast etherische uitstraling.
De gestreepte witbol is een van de opvallendste grassoorten, zeker wanneer hij de hooilanden in groten getale siert met zijn roze tot lichtpurperen pluimen.
Zowel op 20 september als op 11 oktober nam kruidenvrouw Katrien Cattoor ons mee op een ochtendlijke kruidenwandeling door Brugge. Katrien is niet alleen de auteur, maar ook de bezielster van De Kruidenspiegel, een werk waarin zij de verborgen taal en kracht van planten tot leven wekt. Met …
Er is een grote kans dat je dit plantje al ontelbare keren hebt gezien – of beter gezegd: dat je er achteloos overheen bent gestapt. Letterlijk. En geef toe, misschien ook een beetje figuurlijk. De liggende vetmuur (Sagina procumbens) is geen schreeuwerige verschijning. Geen flamboyante …
Twee jaar Stadsplanten.be: een ode aan groen in de stad
Het is feest op Stadsplanten.be! Vandaag blaast de website twee kaarsjes uit, en dat is een mooie gelegenheid om stil te staan bij wat in die twee jaar allemaal is bereikt. Sinds de lancering heeft de site zich ontpopt als een inspirerende bron voor iedereen die meer wil weten over de planten die onze stedelijke omgeving sieren.
Wat ooit begon als een bescheiden initiatief om stadsbewoners te verbinden met de natuur om hen heen, groeide uit tot een volwaardige digitale ontmoetingsplaats voor plantenliefhebbers. Van het kleurrijke bloemenperk tot het vergeten stoepplantje, Stadsplanten.be zet alles in de kijker wat groeit en bloeit in onze steden.
In precies twee jaar tijd hebben we zo’n 325 artikelen en 1768 foto’s toegevoegd. Zeg nu zelf… dat is niet min. Daarenboven zijn nagenoeg alle foto’s door mij zelf genomen.
Marc Willems (auteur)
Ontdekken en delen De website nodigt bezoekers uit om op ontdekking te gaan. Elk plantje krijgt een eigen plek met duidelijke informatie, foto’s en tips over hoe het te herkennen is. Vaak krijgen we ook tips van lezers of foto’s toegestuurd. Vooral de community van enthousiaste stadsnatuurliefhebbers maakt het verschil: hun foto’s, verhalen en tips laten zien hoe rijk en verrassend de stad kan zijn.
Een jaar vol hoogtepunten Het tweede jaar van Stadsplanten.be kende enkele mooie mijlpalen: van speciale themanummers rond gebedskaarten voor planten, plantenrituelen, korstmossen, planten in oude schilderijen , tot kruidenwandelingen en lezingen die plant en mens dichter bij elkaar brachten.
Kijk vooruit Na twee jaar kijkt “Stadsplanten.be” niet alleen terug, maar vooral vooruit. Er staan spannende uitbreidingen op stapel: meer plantenwandelingen, workshops en misschien zelfs lezingen over de urbane flora of een fotowedstrijd om de mooiste of meest verrassende stadsplant in de spotlight te zetten.
Dank aan iedereen Tot slot een welgemeend dankwoord aan alle bezoekers. Zonder jullie enthousiasme en interesse was deze digitale tuin nooit zo levendig geworden. Binnenkort, met het ingaan van het winteruur op het eind van de maand, duwen we even de pauze-knop in. Maar in het voorjaar 2026 zijn we er opnieuw. Op naar het derde jaar, vol nieuwe ontdekkingen, groene avonturen en bloeiende straten!
De vertakte leeuwentand (Scorzoneroides autumnalis, voorheen Leontodon autumnalis) is een vaste plant uit de composietenfamilie (Asteraceae), die vaak over het hoofd wordt gezien, maar bij nader inzien een verrassend boeiend lid van de inheemse flora is. Met haar zonnige, gele bloemen in de zomer en het …
Kransgras (Crypsis schoenoides) – een ogenschijnlijk bescheiden plantje – verovert in rap tempo de stedelijke landschappen van Vlaanderen en Nederland. Sinds haar eerste verschijning in 2004 heeft deze warmteminnende soort zich een vaste plek verworven in onze steden, alsof ze er altijd al thuishoorde. Oorspronkelijk …
Kropaar (Dactylis glomerata) is een plant uit de grassenfamilie (Poaceae) die niet alleen van nature in het wild voorkomt, maar ook vaak wordt ingezaaid als voedergewas. Het is een pollenvormende soort die je vooral aantreft in graslanden en langs wegbermen. In vergelijking met Engels raaigras (Lolium perenne) is kropaar iets minder smakelijk en minder voedzaam als weide- of hooigras. De plant kan een hoogte bereiken van ongeveer 150 centimeter.
Het is één van die ogenschijnlijk alledaagse grassen die bij nadere blik een verrassende schoonheid en kracht onthullen. Ik vond hem op een plek waar geschiedenis en natuur elkaar bijna fluisterend raken: in de smalle passage tussen het Gruuthusepaleis en de Bonifaciusbrug in Brugge. Terwijl de middeleeuwse muren er verhalen lijken te fluisteren, groeide daar, stevig geworteld in de schaduw van een boompje, deze taaie grassoort met zijn gracieuze uitstraling.
Kenmerken
Kropaar groeit in brede pollen en kan met zijn rechtopstaande halmen meer dan een meter hoog reiken. De grijsgroene bladeren voelen ruw aan, alsof ze de tand des tijds kunnen trotseren. Maar het zijn vooral de bloeiwijzen die hem zo kenmerkend maken: samengedrongen pluimen die als kleine klompjes zijdelings aan de stengel hangen. Die merkwaardige vorm gaf de plant zijn volkse naam. In de maanden mei tot juli tooit de kropaar zich met aartjes die een blauwgroene, soms paarsige gloed vertonen — als waren het druppels ochtendmist gevangen in gras.
Voorkomen
Kropaar komt van nature voor in grote delen van Europa, Azië en Noord-Afrika, en is in veel gebieden ook ingevoerd als voedergras. In België is hij een bekende verschijning langs wegbermen, bosranden, dijken en in weilanden. Hij groeit het liefst op voedselrijke, stikstofhoudende bodems en verdraagt zowel droogte als betreding, waardoor hij het goed doet op plekken waar andere planten het soms laten afweten.
Deze soort is een ware overlever. In Brugge, maar ook elders in Europa, is hij dan ook een trouwe metgezel van bermen, bosranden, oude muren en veldwegen. Boeren waarderen hem als voedzaam voedergras, al wordt hij na de bloei wat stugger.
Natuurbeheerders staan dan weer dubbel tegenover hem: zijn succes op stikstofrijke gronden kan ten koste gaan van kwetsbaardere soorten. Toch vervult hij een rol in het ecosysteem, als schuilplaats voor insecten en als verpopplek voor vlinders.
Dat een eenvoudige grassoort als de kropaar zich zo vanzelfsprekend nestelt in een Brugse passage vol geschiedenis, zegt iets over zijn karakter: bescheiden, maar vol leven. Hij is een stille getuige van de stad én van de veerkracht van de natuur in zelfs de kleinste scheuren van ons erfgoed.
Ecologie
Kropaar
Kropaar is een belangrijke waardplant voor verschillende vlindersoorten, waaronder het zwartsprietdikkopje, bont dikkopje, groot dikkopje, bont zandoogje, koevinkje, vals witje, argusvlinder en kleine argusvlinder. Ook diverse microvlinders zijn afhankelijk van deze grassoort, zoals de tarwestekelmot, grote grasmineermot, geelkopgrasmineermot, witkopgrasmineermot en boskortsteelmineermot.
De vruchten van kropaar kunnen echter worden aangetast door de schimmel Claviceps purpurea, beter bekend als echt moederkoren. (Bron: Wikipedia)
Een bescheiden bodembedekker met een rijke achtergrond Het vijfvingerkruid (Potentilla reptans) is een vaste plant uit de rozenfamilie (Rosaceae), die in grote delen van Europa voorkomt, inclusief België en Nederland. Dankzij haar kruipende stengels, heldergele bloemen en handvormige bladeren is het een opvallende maar vaak …
Deel 5 in de serie gebedskaarten, elk gewijd aan een wilde plant. De inspiratie daarvoor vond ik in een bijzondere oude tekst: de “Nigon Wyrta Galdor”, beter bekend als de Nine Herbs Charm. Deze tekst is meer dan duizend jaar oud en werd opgetekend in …
Het was een van die wandelingen die Brugge nog net dat beetje magischer maken: slenteren langs stille hofjes en pleintjes, terwijl Katrien Cattoor (*) – gids en kruidendame pur sang van De Kruidenspiegel – haar verborgen schatten uit het groen toverde. Je denkt bij Brugge misschien meteen aan chocolade-, wafels- en bierwinkels, maar wie had gedacht dat je midden in het centrum op een kleine, botanische verrassing kan stuiten?
We stopten bij een laaggelegen gazon, ogenschijnlijk onschuldig, een tapijt van gras dat menig voorbijganger achteloos passeert. Daar glinsterden tussen de sprieten ronde, glimmende blaadjes, als miniatuurschoteltjes. “Weet je wat dit is?”vroeg Katrien, de ogen twinkelend. “Nee, dit plantje ken ik niet,” moest ik toegeven. Voorzichtig plukte ze er eentje, hield het omhoog alsof het een kostbare relikwie betrof, en fluisterde de naam als ware het een zorgvuldig bewaard geheim: “Gewone waternavel, Hydrocotyle vulgaris”.
“Gewoon?” dacht ik verbaasd. Het blad leek op een groene miniatuurwereld, een poeltje gevangen in één perfecte cirkel. Terwijl Katrien vertelde hoe het plantje sluipend door natte graslanden en vennen groeit, zag ik in mijn verbeelding tapijten van kleine schijfjes die het gazon sierden. Midden in Brugge voelde ik me even verbonden met stille heidevelden en drassige duinvalleien – de natuurlijke thuis van dit bescheiden plantje. Een ‘gewone’ waternavel? Nee hoor. Een buitengewone ontdekking, zomaar op een alledaagse zaterdag.
De Gewone waternavel is een klein, subtiel plantje dat langs oevers en vochtige graslanden kruipt, bijna alsof het stiekem een feestje in de modder bijwoont. Hoewel verwant aan kruiden zoals peterselie en selderij, heeft het een geheel eigen charme. Uit dunne, liggende stengels ontspruiten ronde tot niervormige bladeren op lange, slanke stelen. Glanzend groen en licht gegolfd, lijken ze op miniatuurschoteltjes – een blad dat haar Nederlandse naam verklaart: “waternavel”.
Van juni tot augustus verschijnen kleine, wit tot zachtroze schermpjes, bijna onopvallend tussen het weelderige blad. De vruchten zijn tweedelig, met piepkleine zaadjes die zich via water of dieren verspreiden. Toch doet het plantje het grootste deel van haar werk vegetatief: de kruipende stengels wortelen op de knopen en vormen langzaam een dicht tapijt van groene schijfjes – een stille, maar indrukwekkende overname van gras en oevergrond.
Gewone waternavel, Hydrocotyle vulgaris
Habitat
De Gewone waternavel voelt zich het meest thuis op vochtige, voedselarme plekken. Ze groeit langs vennen, plassen, moerassen, duinvalleien en natte heidevelden, zowel in ondiep water als op drassige grond, waar haar wortelstokken stevig verankeren. Haar aanwezigheid wijst vaak op een relatief ongerept milieu, want waternavel verdraagt geen zware bemesting of intensieve landbouw.
Door haar kruipende groeiwijze kan de plant grote oppervlakken bedekken en zo een groen tapijt weven. Dit tapijt biedt niet alleen bescherming voor kleine waterdieren, maar voorkomt ook erosie langs oevers en draagt op bescheiden wijze bij aan de ecologische rijkdom van natte gebieden.
Verspreiding
Hydrocotyle vulgaris komt van nature voor in grote delen van Europa: van de Britse eilanden en Scandinavië tot Frankrijk, Spanje en de Benelux. In Vlaanderen vindt men haar vooral in de Kempen en langs de duinen, in Nederland in duinvalleien en enkele veengebieden. Buiten Europa strekt haar areaal zich uit tot Noordwest-Afrika en West-Azië.
Helaas heeft de twintigste eeuw zijn sporen nagelaten: verdroging, ontginning en overbemesting lieten vele populaties verdwijnen. Toch biedt de aanwezigheid in Brugge – zij het in een drassig stadsgazon – hoop. Het is een vriendelijk teken van de vastberadenheid van de natuur.
Naamgeving
De wetenschappelijke naam Hydrocotyle komt van het Grieks: hydro betekent water, kotyle verwijst naar een schotel of napje – een duidelijke verwijzing naar de ronde bladeren. Het soortepitheton vulgaris betekent “gewoon” of “algemeen”. Het is ironisch dat het in veel streken wel zeldzaam is. In het Nederlands spreekt men meestal van “gewone waternavel”, maar oudere benamingen zoals “navelblad” of “venkruid” werden ook gebruikt. De bladnervatuur, die naar het midden toe straalt, versterkt de associatie met een navel.
Medicinale toepassingen
In 16de en 17de eeuwse kruidboeken werd de waternavel genoemd tegen huidkwalen, wonden en zweren. Men maakte aftreksels van de bladeren of legde ze rechtstreeks op de huid. Soms werd ze ook gebruikt bij koorts of “vuile” bloedziekten. De werking was beperkt; de plant bevat minder werkzame stoffen dan haar Aziatische verwant, Centella asiatica (gotu kola).
Rembert Dodoens vermeldde in zijn Cruydeboeck waterplanten met ronde bladeren die in vochtige graslanden groeiden. Hoewel hij de Gewone waternavel niet expliciet bij haar huidige naam noemde, duikt zij vermoedelijk op onder namen als “Navelkruid” of “Venekruid”, vooral in verband met medicinale toepassingen.
Dodoens: Cruijdeboeck deel 1 capitel 24, bladzijde 44-45
Dwater Navelcruyt heeft cleyne dunne ronde bladerkens/ van boven oock wat/ maer seer luttel hol/ ghelijck een vlack scotelken/ en van onder den steel in dmiddel van tblat draghende/ des anders navelcruyts bladeren wat ghelijck/ maer veel minder/ dunner en swertgruender. Die bloemkens zijn seer cleyn/ van coluere wit en wassen beneden onder die bladeren. Sijn wortelkens zijn dun/ veeselachtich/ cruypende/ en al om veel nieuwe bladerkens uutworpende.
Cracht en werckinghe (Dodoens)
Tsap van dat oprecht Navelcruyt es seer goet en behulpich voor alle verhitheyt/ heete ghezwillen/ wilt vier/ ende oock voor die cack verssenen/ daer op ghestreken/ het vercoelt oock die hitte vander maghen/ daer op gheleyt.
Die bladeren met den wortelen gheten/ lossen en breken den steen/ en doen water maken/ en zijn goet den watersuchtighen.
Die cracht van dat Waternavelcruyt en es noch niet ondervonden/ nochtans zoo ghebruycken die ongheleerde Apotekers dit daghelijcx voor dat oprecht Navelcruyt/ niet sonder groote en merckelijcke dwalinghe.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat de ronde bladeren in sommige streken werden geassocieerd met bescherming en vruchtbaarheid, zijn dergelijke gebruiken lokaal en nooit wijdverspreid geweest. Er zijn geen substantiële historische of culturele bronnen die wijzen op een breed ritueel gebruik van deze plant in Europa.
Culinair gebruik
Culinair gezien is de Gewone waternavel eveneens nauwelijks van belang. Hoewel de bladeren een lichte wortelsmaak hebben en eetbaar zijn, worden ze niet gewaardeerd in de Europese keuken. Ze bevatten geen uitgesproken smaak en worden zelden gebruikt in gerechten.
In tegenstelling tot de Indische waternavel (Centella asiatica), die bekendstaat als “gotu kola” en in Azië wordt gebruikt in salades, thee en traditionele geneeskunde, heeft de Gewone waternavel geen dergelijke culinaire of medicinale status in Europa.
Grote waternavel
Naast de gewone variant bestaat de Grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides), afkomstig uit Noord- en Zuid-Amerika. In Europa is zij invasief: ze groeit snel, vormt drijvende matten en verdringt inheemse flora, waaronder de Gewone waternavel. Ze is niet eetbaar en kan lichte toxische stoffen bevatten, waardoor consumptie onveilig is.
Zwart tandzaad (Bidens frondosa) is een eenjarige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). Oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika, heeft de plant zich inmiddels stevig gevestigd in Europa, waar ze vooral voorkomt langs vochtige oevers en rivierkanten. De plant kan een hoogte bereiken van 30 tot 100 cm, maar in gunstige omstandigheden kan ze …
Wie zich per fiets langs de Expressweg (N31) in Brugge waagt, wordt onverwacht getrakteerd op een gouden gloed die tussen het stedelijk groen oplicht: de citroengele honingklaver (Melilotus officinalis). Deze gracieuze plant, met haar fijngebouwde gestalte en fonkelende bloemtrossen, siert niet enkel bermen maar verovert …
Het bezemkruiskruid (Senecio inaequidens) is een opvallende plant uit de composietenfamilie die pas sinds het begin van de 20e eeuw in onze streken voorkomt. De eerste exemplaren doken rond 1920 op bij een wolverwerkingsbedrijf in België. Aanvankelijk werd de plant slechts sporadisch gezien, maar vanaf de jaren ’70 begon een spectaculaire uitbreiding. Vandaag is het bezemkruiskruid in heel Vlaanderen terug te vinden en wordt het beschouwd als een van de meest agressieve invasieve plantensoorten.
De plant heeft zich vooral kunnen verspreiden dankzij menselijke activiteit. De zaden reisden eerst mee met woltransporten, later volgden ze spoorlijnen, autosnelwegen en stedelijke infrastructuur. De zaden zijn minuscuul en licht, waardoor ze door de wind over grote afstanden verspreid worden. Ook in steden voelt de plant zich thuis: tussen straatstenen, op oude bruggen, in dakgoten en zelfs in de voegen van muren.
Naamgeving
Bezemkruiskruid is goed herkenbaar aan zijn sterk vertakte vorm, wat hem de Nederlandse naam bezorgde: uitgetrokken lijkt hij op een bezem. De soortaanduiding inaequidens betekent ‘ongelijke tanden’, en verwijst naar de bladrand. De Latijnse naam Senecio betekent ‘grijsaard’, een knipoog naar het witte vruchtpluis dat al snel na de bloei verschijnt.
Giftig voor vee
De plant is een echte zonneklopper en weet zich aan te passen aan droge, arme omstandigheden. Zijn smalle bladeren beperken het vochtverlies, wat hem tot een echte overlevingskunstenaar maakt. Toch is zijn aanwezigheid niet onschuldig. Zoals veel soorten binnen het geslacht Senecio bevat ook het bezemkruiskruid pyrrolizidine-alkaloïden, giftige stoffen die schadelijk kunnen zijn voor vee en andere dieren. Omdat de meeste grazers en insecten de plant vermijden, krijgt hij vrij spel en kan hij andere, inheemse planten verdringen.
Invasief
Er zijn nauwelijks natuurlijke vijanden en de soort blijkt bovendien resistent tegen veel herbiciden en schimmels. Daardoor vormt hij een steeds grotere bedreiging voor onze biodiversiteit, vooral in kwetsbare habitats zoals duinen en spoorbermen. Ondanks zijn zonnige uiterlijk is het bezemkruiskruid dus een zorgwekkende verschijning.
Zijn snelle opmars toont hoe gemakkelijk planten zich kunnen verspreiden in een wereld waarin alles met elkaar verbonden is. Of ze nu meeliften met vracht, ontsnappen uit tuinen of onopgemerkt grenzen oversteken: invasieve soorten als het bezemkruiskruid veranderen in sneltempo onze leefomgeving.