Tussen Kerstmis 2024 en 1 januari 2025 gingen we in Brugge op zoek naar wilde planten in de stad die nog in bloei stonden. Dank aan Denise Dewit die ook aan het experiment deelnam en ons foto’s toestuurde.Dit is onze top 10 in Brugge. 1 …
Het doopsel van Christus (Gerard David; ca. 1502-1508; Groeningemuseum) In een prachtig landschap dat op de luiken doorloopt, wordt Christus door Johannes gedoopt, het begin van Christus’ geestelijke ambt op aarde. Boven hem zweeft de duif van de Heilige Geest, en daarboven zegent God de …
De Moreel-triptiek, een meesterlijk drieluik geschilderd door Hans Memling in 1484, is een indrukwekkend eerbetoon aan de Brugse politicus Willem Moreel, die de opdracht gaf voor dit werk. Het drieluik is niet alleen een schitterend voorbeeld van Memlings ongeëvenaarde portretkunst, maar onthult ook zijn opmerkelijke inzicht in de symboliek van wilde planten. In elk detail schuilt een verborgen verhaal, waarin kunst en natuur harmonisch samensmelten tot een visueel meesterwerk.
De triptiek is gewijd aan drie heiligen, die op het centrale paneel zijn afgebeeld. In het midden staat Christoffel, die het Kind Jezus op zijn schouders draagt terwijl hij een rivier oversteekt. Hij houdt een bloeiende staf vast, en aan de oever verlicht een heremiet vanuit een grot de overtocht – beide zijn vaste attributen van de heilige Christoffel. Aan weerszijden van de oever staan twee andere heiligen: links de heilige Maurus, een monnik met kromstaf en open boek, en rechts de heilige Gillis met een hinde en een pijl in zijn arm.
Op de zijpanelen, waar hetzelfde landschap doorloopt, knielen de opdrachtgevers. De man wordt beschermd door de heilige Willem van Maleval en de vrouw door de heilige Barbara. Het gaat hier om Willem Moreel, een invloedrijke politicus uit Brugge, en zijn vrouw Barbara van Vlaenderbergh (ook wel Van Hertsvelde genoemd), die samen met hun kinderen zijn afgebeeld.
Wilde planten in dit schilderij
Bij de allereerste blik betovert de overweldigende rijkdom aan wilde planten die het schilderij tot leven brengt. Het lijkt alsof de personages niet simpelweg knielen, maar diep wortelen in een levendige wereld van flora, elk blaadje en bloempje doordrenkt met een betekenisvolle symboliek. De planten spreken haast een eigen taal, fluisterend over vergankelijkheid, hoop en spiritualiteit, terwijl ze de scène omarmen met hun natuurlijke pracht. De Vlaamse Primitieven werkten met een rijke symboliek in hun schilderijen, waarin elk detail een diepere betekenis had. De keuze voor bloemen was dus zelden toevallig.
Boterbloem en madeliefje
Helemaal links zien we vermoedelijk een brandnetel, een plant die zowel kracht als uitdaging symboliseert. Centraal ontvouwt zich een betoverende samenstelling van boterbloemen, madeliefjes, paardenbloemen en klaver, elk met hun eigen subtiele boodschap: van eenvoud en puurheid tot veerkracht en overvloed. Aan de rechterzijde ontdekken we de bescheiden kracht van weegbree en de opvallende aanwezigheid van stinkende gouwe, beide planten die in hun symboliek balanceren tussen heling en transformatie.
Maar dat is nog niet alles. Elders in dit weelderige botanische landschap duiken aardbei, klein kaasjeskruid, viooltjes, Lievevrouwebedstro, rode klaver, narcissen, hondsdraf, melkdistel en een mysterieuze, nog niet geïdentificeerde plant op. Samen vormen ze een levendig tapijt van flora, waarin elk element een diepere laag van betekenis toevoegt aan het tafereel. Het is alsof de planten niet alleen het oog strelen, maar ook verhalen fluisteren vol symboliek en verborgen wijsheid.
Madeliefje
Het madeliefje, een eenvoudige bloem, staat symbool voor zuiverheid, nederigheid en onschuld. Het wordt vaak verbonden met de Maagd Maria, omdat het haar zuivere en onbevlekte aard weerspiegelt. Daarnaast benadrukt de bescheiden uitstraling van de bloem de christelijke waarde van nederigheid.
In scènes met Christus verwijst het madeliefje subtiel naar Zijn onschuld en offer.
Viooltjes
Viooltjes stonden symbool voor nederigheid. Het viooltje wordt vaak geassocieerd met de Maagd Maria, die in de christelijke traditie wordt beschouwd als een toonbeeld van zuiverheid en deugdzaamheid. In schilderijen van de Annunciatie of de Madonna met Kind wordt het viooltje soms afgebeeld om Maria’s zuivere en nederige aard te benadrukken.
Madeliefjes werden vaak geassocieerd met onschuld en zuiverheid, en werden dikwijls in portretten van jonge kinderen of de Maagd Maria weergegeven.
Aardbei
De aardbei symboliseert deugdzaamheid, nederigheid en het paradijs, en wordt in christelijke kunst vaak geassocieerd met de tuin van Eden. Door de lage groei van de plant staat ze symbool voor nederigheid, een belangrijke christelijke deugd.
De bladeren van de aardbeiplant hebben meestal drie lobben, wat verwijst naar de Heilige Drievuldigheid (Vader, Zoon en Heilige Geest). In religieuze schilderijen benadrukt de aardbeiplant daarmee goddelijke aanwezigheid, nederigheid, zuiverheid en hemelse vreugde, en roept ze op tot een vroom en deugdzaam leven.
Paardenbloem
In de schilderijen van de Vlaamse Primitieven symboliseert de paardenbloem vergankelijkheid, nederigheid, en het lijden van Christus. Door haar korte levensduur en zaadjes die door de wind worden verspreid, verwijst de bloem naar de vluchtigheid van het leven en de menselijke ziel.
De scherpe bladeren en het bittere sap staan symbool voor het lijden en de opoffering van Christus tijdens zijn Passie. Tegelijkertijd benadrukt de paardenbloem nederigheid en een eenvoudig, deugdzaam leven. In religieuze taferelen wordt ze subtiel toegevoegd om de vergankelijkheid van aardse zaken te tonen en hoop op verlossing te bieden, terwijl ze de schoonheid van eenvoud benadrukt.
Witte narcis
In de schilderijen van de Vlaamse Primitieven, zoals die van Hans Memling, heeft de witte narcis een rijke symboliek die zowel christelijke als klassieke invloeden weerspiegelt. De witte kleur van de narcis staat voor zuiverheid en onschuld, vaak geassocieerd met de Maagd Maria en haar onbevlekte ontvangenis.
De bloem, die in de lente bloeit, verwijst naar hergeboorte en opstanding, en symboliseert de verrijzenis van Christus en de hoop op eeuwig leven. Tegelijkertijd herinnert de narcis aan de vergankelijkheid van het leven, aangezien de bloem ook verbonden is met het verhaal van Narcissus uit de klassieke mythologie, wiens obsessie met zijn reflectie leidde tot zijn dood.
In sommige schilderijen kan de narcis ook duiden op goddelijke liefde of verlangen naar het hemelse, passend bij de contemplatieve sfeer van het werk.
Weegbree
Weegbree wordt vaak gezien als een symbool van geduld, nederigheid en deugdzaamheid. Deze plant heeft een bescheiden, alledaagse uitstraling, wat haar geschikt maakt om waarden zoals bescheidenheid en eenvoud te vertegenwoordigen.
De weegbree heeft ook medicinale toepassingen, zoals het genezen van wonden, en wordt daarom soms geassocieerd met genezing en verlossing. Dit kan een verwijzing zijn naar Christus als de genezer van de ziel, of naar de spirituele genezing die het christelijke geloof biedt.
In religieuze contexten wordt de weegbree vaak subtiel afgebeeld in scènes waarin de nadruk ligt op deugden zoals geduld en het lijden van Christus, of in beelden die de vergankelijkheid van het aardse leven benadrukken. Door de bescheiden aard van de plant draagt de weegbree bij aande symboliek van een deugdzaam en vroom leven in harmonie met het christelijke geloof.
Hondsdraf
Hondsdraf heeft geen grote symbolische betekenis, maar wordt soms subtiel afgebeeld. Het wordt geassocieerd met genezing, bescheidenheid en nederigheid, deugden die in de christelijke moraal belangrijk waren. De plant werd in de volksgeneeskunde gebruikt voor genezing, wat kan verwijzen naar de helende kracht van Christus. Ook staat de eenvoudige groei van de plant symbool voor nederigheid en eenvoud, passende deugden in religieuze kunst.
Melkdistel
Ook de melkdistel heeft een symbolische betekenis in de schilderijen. Hoewel deze vaak subtiel en minder vaak voorkomt dan andere planten. De melkdistel werd geassocieerd met lijden, bescherming.
De scherpe doornen van de melkdistel kunnen worden geïnterpreteerd als een symbool van lijden, vooral in verband met het lijden van Christus.
Zoals veel andere distels, kan de melkdistel ook verwijzen naar de deugd van nederigheid en eenvoud. Het gebruik van zulke planten in kunstwerken kan de christelijke boodschap van deze deugden onderstrepen.
Stinkende gouwe
Het is een beetje verbazingwekkend dat ook de Stinkende gouwe in dit werk is afgebeeld.
De plant werd soms gezien als symbool van lijden en heling, vanwege de medicinale eigenschappen van de plant. Het sap van de stinkende gouwe werd soms geassocieerd met het reinigen van het lichaam van ziekten, wat het een symbool maakt van genezing.
Dus hoewel stinkende gouwe niet altijd prominent aanwezig is, kan de symboliek ervan variëren van heling en reiniging tot het erkennen van de vergankelijkheid van het leven, afhankelijk van de context van het schilderij.
Samenvatting
De symboliek van planten in schilderijen heeft een diepe religieuze, morele en culturele betekenis. Bloemen en planten werden vaak gebruikt om abstracte deugden zoals zuiverheid, nederigheid, liefde, lijden en vergankelijkheid visueel uit te drukken. In religieuze kunst symboliseerden ze vaak de relatie tussen het aardse en het spirituele, met bloemen die verwijzen naar heiligen, de Maagd Maria, of Christus.
Planten konden ook herinneren aan de vergankelijkheid van het leven, de hoop op verlossing, of de genezende kracht van het geloof. Zo voegen ze lagen van betekenis toe aan het kunstwerk, waardoor het niet alleen een visueel maar ook een spiritueel verhaal vertelt.
Schrijfwijze
Wat de spelling betreft hanteren we de schrijfwijze die ook Musea Brugge gebruiken: De Moreel-triptiek. Hier en daar (o.a. Wikipedia en de Vlaamse Topstukkenlijst) zie je ook wel “Moreeltriptiek” verschijnen. Af en toe lees je ook wel eens ‘het‘ Moreel-triptiek. In het Nederlands gebruik je echter de voor het woord triptiek, omdat dit een de-woord is. Dus het moet altijd “de” zijn, ook als je het specifiek hebt over de Moreel-triptiek van Hans Memling.
In deel het derde en laatste deel blijven we even stilstaan bij “Het doopsel van Christus” door Gerard David. Ook in dit werk worden verschillende planten zorgvuldig afgebeeld, elk met een diepere symboliek die het religieuze thema versterkt. Stay tuned!
“Grijs en miezerig weer! Perfect om wilde planten te spotten in het Groeningemuseum,” zei ik met een glimlach tegen mijn echtgenote. “Succes daarmee,” lachte ze, “je zult wel lang mogen zoeken!” “Wie zoekt die vindt,” gooide ik er clichévol achteraan, alsof ik een ontdekkingsreiziger was. …
De kompassla of wilde sla (Lactuca serriola) is een één- of tweejarige plant uit de composietenfamilie . In onze flora fungeert deze plant als een natuurlijk kompas. Op plekken waar het licht overal gelijk verdeeld is, richten de bladeren zich slim naar het noorden en …
Het bezemkruiskruid (Senecio inaequidens) is een opvallende vaste plant uit de composietenfamilie, die relatief recentelijk zijn intrede heeft gemaakt in onze streken.
Rond 1900 werden de eerste exemplaren van het bezemkruiskruid ontdekt bij een wolverwerkingsbedrijf in België – een onschuldig begin van wat later een razendsnelle expansie zou worden. Vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw begon de plant aan een opmerkelijke versnelling in zijn kolonisatie.
Invasieve soort
In de afgelopen jaren heeft het bezemkruiskruid in Europa een verbluffend snelle opmars gemaakt. Zelfs in de duinen langs de kust wint de soort terrein en is het in een snel tempo steeds algemener geworden. Wat ooit zeldzaam was, wordt nu een groeiende zorg: de plant bedreigt inheemse soorten en heeft zich in slechts dertig jaar ontpopt tot een krachtige indringer in dit kwetsbare ecosysteem. Het bezemkruiskruid lijkt onstuitbaar, terwijl het langzaam maar zeker de inheemse flora verdringt.
Aanvankelijk werden de zaden meegevoerd met woltransporten, maar al snel vonden ze hun weg langs spoorlijnen en snelwegen. Vandaag de dag wordt het bezemkruiskruid gezien als een van de meest agressieve invasieve plantensoorten, die in razend tempo terrein wint. Tegenwoordig komt bezemkruiskruid vrijwel overal in Vlaanderen voor en ook in de stad lijkt de plant het best naar zijn zin te hebben.
Naamgeving
De Nederlandse naam bezemkruiskruid is afkomstig van de vorm, door de sterke vertakking lijkt een uitgetrokken plant wel wat op een bezem.
De naam kruiskruid is misschien ontstaan door de kruisgewijs staande bladen, maar meer waarschijnlijk is dat het een verbastering is van de Duitse naam ‘Greiskraut’. Senecio komt van senex (grijsaard), omwille van het spoedig zichtbaar wordende vruchtpluis. De soortaanduiding “inaequidens” betekent ‘ongelijke tanden’.
Het is van alle andere soorten binnen de geslachten Jacobaea en Senecio (o.a. jakobskruid en kruiskruid) te onderscheiden door de lijnvormige bladeren.
Voorkomen
Het bezemkruiskruid voelt zich thuis in wilde, ongetemde landschappen, waar het moeiteloos zijn plek verovert tussen grillige rotspartijen, uitgestrekte grasvlakten en zelfs de zanderige duinen. Zijn bijna onzichtbare, lichtgewicht zaden worden met gemak door de wind meegevoerd, waardoor ze overal kunnen landen. Het is dan ook geen wonder dat dit bijzondere plantje zelfs in de stenen jungle van de stad opduikt: op verweerde stadsmuren, oude bruggetjes, trottoirs en langs straten. Het lijkt wel alsof de stad zelf dit hardnekkige groen uitnodigt om er een nieuw thuis van te maken.
In een Duitse blog schreef Richard Gleim over dit plantje:
“Zwervend over de wereld zonder voeten of benen te bezitten, zonder vleugels of hart of centraal zenuwstelsel. Een zwerver die slechts kan blijven bestaan wanneer hij, vast geworteld in de aarde, zijn leven gestalte geeft, gevoed door lucht, water, zon en oplosbare mineralen. Het gaat om een plant… Een plant die onze ouders in hun jeugd nauwelijks tegenkwamen, want ze kwam hier op onze breedtegraad simpelweg niet voor.”
Zonneklopper
Deze plant is een ware overlevingskunstenaar, perfect uitgerust om te gedijen met amper een druppel water – zijn smalle bladeren verraden zijn geheim. In steden weet hij de meest verrassende plekken te veroveren: tussen de voegen van voetpaden, op verweerde bruggen en zelfs langs hectische autowegen. Hij laat zich niet tegenhouden, duikt op in verkeersknooppunten, kale kiezelvlaktes, scheuren in het asfalt en zelfs in dakgoten, waar bijna geen aarde te vinden is. Maar er is één onmiskenbare voorkeur: het bezemkruiskruid volgt altijd de zon, waar het in het volle licht tot leven komt.
Giftig
Naast zijn verbazingwekkende snelle opmars, schuilt er een ander gevaar in het bezemkruiskruid: zoals vrijwel alle planten van het geslacht Senecio bevat de plant pyrrolizidine alkaloïden. Normaal zou dit minder zorgwekkend zijn als er natuurlijke vijanden waren, maar die heeft het bezemkruiskruid nauwelijks. Hoewel konijntjes er soms aan knabbelen, laten ze het meestal snel links liggen – het is duidelijk geen favoriet op hun menu. Slakken hebben er ook geen interesse in, en bovendien blijkt de plant opmerkelijk resistent tegen de meeste schimmelziekten. Deze combinatie maakt het bezemkruiskruid een hardnekkige en potentieel gevaarlijke indringer in ons ecosysteem.
Het is bekend dat pyrrolizidine-alkaloïden geproduceerd door Senecio zich ophopen in wortels en dat kan mede de reden zijn waarom de plant zich gemakkelijk verspreidt. Deze chemicaliën zijn namelijk giftig voor veel dieren, zoals vee. Het wordt vaak vermeden door grazende dieren, wat bijdraagt aan het succes van de plant en zijn concurrentievoordeel ten opzichte van andere soorten.
Een probleem
Voor zover bekend is er geen ervaring met specifieke bestrijdingsmaatregelen en zijn er geen monitoringprogramma’s voor deze soort. Het is uitzonderlijk resistent tegen herbiciden.
Menselijke activiteit heeft geleid tot een explosieve toename van invasieve soorten wereldwijd. De redenen voor de introductie van deze niet-inheemse planten en dieren lopen sterk uiteen. Soms gebeurt het met opzet – denk aan pogingen om plagen te bestrijden, tuinen te verfraaien, kustlijnen te versterken of ecosystemen te herstellen. Maar net zo vaak zijn het onbedoelde bezoekers: ontsnapt uit tuinen en tuincentra, of ongemerkt meegelift met reizigers en toeristen. Op deze manier verspreiden ze zich stilletjes, met ingrijpende gevolgen voor lokale natuur en biodiversiteit.
De basterdwederik is typisch zo’n plant die vaak zonder pardon uit tuinen wordt verwijderd omdat hij als onkruid wordt gezien. Maar wat veel mensen niet weten, is dat deze plant een schat aan medicinale eigenschappen bezit. Terwijl hij misschien ongewenst lijkt, herbergt hij verborgen krachten …
Zowat het eerste wat je te zien krijgt als je even googelt op ‘basterdwederik’ is het volgende: “Basterdwederik is een algemeen voorkomend onkruid. Er zijn diverse soorten die sterk op elkaar lijken en onderling ook kruisen.” Een hardnekkig stukje onkruid dus! En ik vrees dat velen …
Op zaterdagochtend 12 oktober organiseerde ‘Regionaal Landschap Houtland en de Polders’ een boeiende stadswandeling door het hart van Brugge, onder leiding van lichenoloog Tim Claerhout.
Nieuwsgierig wat een lichenoloog precies doet? Het is iemand die zich specialiseert in de ecologie en herkenning van korstmossen, fascinerende organismen die op subtiele wijze kleur en leven brengen aan boomstammen en allerhande oppervlakken.
Tijdens deze inspirerende wandeling kregen de deelnemers een fascinerend inkijkje in de verborgen wereld van korstmossen, die als levende kunstwerken de oude bruggen en muren van Brugge sieren. Onder de enthousiaste begeleiding van Tim ontdekten ze hoe deze bijzondere organismen niet alleen schoonheid toevoegen, maar ook een belangrijke ecologische rol vervullen. Deze unieke tocht bood een frisse blik op de stad en onthulde de kleine, maar essentiële bewoners die Brugge op hun eigen, stille manier tot leven brengen.
Bio-indicatoren
Korstmossen hebben een bijzonder verhaal te vertellen; hun aanwezigheid onthult namelijk veel over de luchtkwaliteit en de omgeving waarin ze groeien. Als natuurlijke bio-indicatoren geven ze belangrijke inzichten in de invloed van klimaatverandering op de biodiversiteit. Deze stille getuigen helpen ons begrijpen hoe het milieu verandert en spelen zo een cruciale rol in het monitoren van de gezondheid van onze ecosystemen.
Bioloog Tim Claerhout
Tim Claerhout (° Brugge, 1998) is een bevlogen bioloog, afgestudeerd aan de Rijksuniversiteit Gent. Momenteel werkt hij aan zijn doctoraat bij Naturalis en de Hortus botanicus in Leiden
Hij bestudeert hoe hittestress in stedelijke omgevingen de biodiversiteit beïnvloedt. Omdat korstmossen bijzonder gevoelig zijn voor veranderingen in hun leefomgeving, fungeren ze als ideale bio-markers. Zo kan hij met zijn werk inzicht krijgen in hoe klimaatverandering en luchtkwaliteit de biodiversiteit beïnvloeden, en biedt hij waardevolle kennis om onze ecosystemen beter te begrijpen en te beschermen.
In het kader van zijn onderzoek heeft Tim een spannend experiment opgezet, waarbij iedereen die dat wil kan meedoen! Met behulp van korstmossen op bomen kun je helpen de effecten van hitte in de stad te meten. In het volgende filmpje kom je meer te weten over dit experiment.
Een wereld gaat open…
Tijdens deze fascinerende wandeling kregen de deelnemers de kans om zowel bekende als minder bekende korstmossen van dichtbij te bewonderen. Tim had voor iedereen een plantenloep meegebracht, waardoor de kleinste details zichtbaar werden en een verborgen wereld zich plotseling voor hun ogen ontvouwde. Wat eerst eenvoudige vlekken op stenen leken, bleek een levendig universum vol kleuren, texturen en patronen te zijn. Kijk mee en bewonder. Met dank aan Tim Claerhout voor de hulp bij de determinatie
Ik ben helemaal weg van de muursla (Mycelis muralis)! Deze elegante plant, met zijn slanke stengel en verfijnde, gele bloempjes, staat als een koninklijke verschijning op de kademuren en bruggen van Brugge. Het is een echte verborgen schat, die je ook vaak tegenkomt langs huisgevels. …
Dit artikel is een bijdrage van Andrea Bleeker. Andrea is auteur van de website Kruidengeheimen. In de herfst vind je meestal enorm veel kastanjes onder kastanjebomen. Zelf raap ik ze graag op en leg ze in schaaltjes in mijn huis omdat ik ze zo mooi vindt. …
Maak kennis met de akkermelkdistel (Sonchus arvensis), een telg uit de veelzijdige composietenfamilie (Asteraceae)! Zoals de naam al laat vermoeden voelt deze plant zich thuis op bouwland en grasvelden, maar durft ook de ruige duinen te trotseren.
En hoewel de gewone melkdistel al lang een vaste gast is in onze steden, weet de akkermelkdistel zich in de stad te integreren. En hoe! Met zijn robuuste formaat steekt hij met kop en schouders boven de gewone melkdistel uit. Zijn bloemen, net zo stralend als een paardenbloem, zorgen voor een levendig schouwspel in het stedelijke groen.
De naam Sonchus komt van het Griekse woord somphos, wat “hol” of “zacht” betekent. Dit verwijst waarschijnlijk naar holle stengel van de plant. Arvensis betekent “groeiend op akkers”.
De soort wordt soms onderverdeeld in twee varianten. De akkermelkdistel is de standaardvorm, terwijl de zeemelkdistel die in de duinen voorkomt (var. maritimus) opvalt door zijn iets vettige en onregelmatig ingesneden bladeren.
In andere talen
Engels: Perennial Sowthistle Frans: Laiteron des champs Duits: Acker-Gänsedistel
Beschrijving
Akkermelkdistel is een middelhoge tot hoge plant, tot wel 1.5 m hoog. De bloemen staan – typisch voor de composietenfamilie – op een gezamenlijke bloembodem en zijn omringd door een aantal schutbladeren die we het ‘omwindsel’ noemen.
Een typisch kenmerk voor de akkermelkdistel is dat de omwindsels en de stengel is bezet met gele klierharen.
De holle stengel bevat melksap en heeft bovenaan kleverige haartjes. De verspreid staande, glanzend groene stengelbladen zijn langwerpig tot lancetvormig en veerspletig (de bladen zijn diep ingesneden). De bladen hebben een gezaagde tot stekelig getande rand. Ze zijn onbehaard en hebben een blauwgroene kleur.
Het opvallendste kenmerk van melkdistels vind je in hun bloemen. Of beter gezegd, hun ‘bloemhoofdjes’, die indrukwekkend groot kunnen worden – tot wel vijf centimeter! Dat is flink groter dan bij andere melkdistels. Ze lijken in veel opzichten op een paardenbloem: dezelfde heldergele kleur, dezelfde gewoonte om zich te openen bij zonneschijn en ’s nachts weer dicht te gaan. En net als de paardenbloem maken ze pluizige zaadparachutes, die de wind meevoert zodra ze rijp zijn. Toch is er een groot verschil: melkdistels dragen altijd meerdere bloemen per steel, terwijl de paardenbloem er slechts één heeft per stengel.
De akkermelkdistel heeft als vrucht een nootje met vruchtpluis. De nootjes zijn aan weerszijden voorzien van vijf ribben en zijn dwars gerimpeld.
Een fraaie plant of een taaie rekel?
Let er even op: als je ze in de stad op het trottoir, in de goot of langs een muur ziet groeien, dan zie je vaak een rijtje akkermelkdistels bij elkaar staan. Dit is geen toeval! De akkermelkdistel is de enige melkdistel in de stad die als overblijvende plant met een uitgebreid wortelstelsel komt.
Dit wortelstelsel vormt lange, witte uitlopers en wortelstokken, die als magische spruiten nieuwe planten tot leven brengen. En het wordt nog interessanter: als zo’n wortelstok gebroken wordt, kan elk fragment zich opnieuw ontwikkelen tot een volwaardige plant. Het is dan ook geen wonder dat deze doorzetters vaak als ‘onkruid’ worden beschouwd – ze zijn echte taaie klanten!
Rembert Dodoens (1517-1585) schreef al in zijn beroemde Cruijde Boeck: “Dese cruyden wassen van selfs in die moeshoven ende op die velden/ ende worden voor oncruyden ghehouwen.”
Akkermelkdistel in de kruidengeneeskunde
Sonchus-soorten behoren tot een groep eetbare wilde planten, waarvan er zo’n 50 bekend zijn die verspreid voorkomen in Europa, Azië en Afrika.
De medicinale effecten van Sonchus-soorten hebben een lange geschiedenis. In China registreerde “Shen Nong’s Herbal Classic” het gebruik van S. oleraceus en S. arvensis in de traditionele Chinese geneeskunde meer dan 1800 jaar geleden.
In de afgelopen decennia hebben wetenschappers wereldwijd het potentieel van deze planten als gewas voor zowel mens als dier onderzocht. Daarnaast hebben ze veelbelovende farmacologische eigenschappen, wat aanleiding heeft gegeven tot verschillende studies. De resultaten van deze onderzoeken wijzen op interessante mogelijkheden voor toekomstig gebruik.
Recent onderzoek toont aan dat Sonchus-soorten sterke medicinale eigenschappen hebben, waaronder leverbeschermende, antikanker, antioxidante, ontstekingsremmende en antimicrobiële effecten. Bovendien kunnen ze helpen bij het voorkomen van hartproblemen.
De wortels werden gebruikt voor de behandeling van astma, verkoudheid en borstklachten. Thee van de bladen zou rustgevende eigenschappen hebben.
Melkdistels werden vroeger gebruikt door zogende vrouwen. Dat is wellicht te verklaren door de aanwezigheid van melksap in de stengel.
Dodoens (Cruijdeboeck deel 5 capitel 12; Bladzijde 602) schrijft ondermeer:
Bron van de afbeelding: https://www.leesmaar.nl/cruijdeboeck/deel5/capitel012.htm
Culinair
De jonge bladen kunnen worden gegeten. Ze smaken enigszins bitter en kunnen worden bereid als sla of gekookt als spinazie. De geroosterde wortel werd gebruikt als koffiesurrogaat.
Uit wetenschappelijke studies blijkt dat Sonchus-soorten een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de voedingsbehoeften van mensen. Sonchus-soorten bleken hoge niveaus van kalium, natrium, koper, calcium, mangaan, zink en fosfor te bevatten.
De voedingsstofsamenstelling van deze vaak onderbenutte groenten toont aan dat ze uitstekende bronnen zijn van eiwitten, ruwe vezels, calcium, ijzer, mangaan en fenolen. Hun voedingswaarde blijkt zelfs hoger te zijn dan die van veel gekweekte groenten, zoals spinazie en kool. Door Sonchus-soorten te consumeren, kan ondervoeding effectief worden bestreden tegen minimale kosten. Daarom zouden zowel de teelt als het gebruik van deze planten sterk moeten worden gestimuleerd.
Tot zo’n 30 jaar geleden was de Canadese fijnstraal nog de onbetwiste solist in zijn soort – verwarring met soortgenoten was haast onmogelijk. Maar die tijden zijn veranderd! Nu heeft hij er een stel dubbelgangers bij: de Hoge fijnstraal, de Ruige fijnstraal en ook de …
Ik koos bewust voor de titel ‘fijnstraal’omdat er in Vlaanderen meerdere soorten fijnstraal groeien die vaak sterk op elkaar lijken en soms lastig van elkaar te onderscheiden zijn. Toch zijn er twee familieleden die eruit springen, dankzij hun opvallende grote lintbloemen: de muurfijnstraal (Erigeron karvinskianus) en de zomerfijnstraal (Erigeron annuus). Deze twee soorten kun je als het ware grootbloemige fijnstralen noemen. Over de muurfijnstraal vindt u trouwens elders op deze website al een uitgebreid artikel.
Moeilijker is het met de zogenaamde kleinbloemige fijnstralen gesteld. Er komen in Vlaanderen een aantal soorten voor die allemaal sprekend op mekaar lijken en je hebt vaak een plantenloepje nodig om de verschillen op te merken.
In de 20ste eeuw zag het er heel anders uit, want toen kwam je overal de Canadese fijnstraal (Conyza canadensis) tegen. Deze plant behoort tot het geslacht Conyza. Hoewel de plant vroeger soms werd ingedeeld in het geslacht Erigeron, is de huidige taxonomische classificatie Conyza. Het geslacht Conyza behoort tot de familie van de composieten (Asteraceae).
Canadese fijnstraal
Deze soort – oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika – was één van de eerste planten die, na de ontdekking van Amerika, Europa wist te koloniseren. De Canadese fijnstraal is inmiddels al enkele eeuwen een vertrouwd gezicht in Vlaanderen. Wat deze plant bijzonder maakt zijn de 4-lobbige buisbloemen. Maar om dat te kunnen zien heb je wel een loepje nodig! Alle andere fijnstraalsoorten hebben namelijk vijflobbige buisbloemen. Deze 4-talligheid is zeldzaam binnen de composietenfamilie; alleen de schijfkamille deelt dit unieke kenmerk.
Recente inwijkelingen
Maar de Canadese fijnstraal kreeg de voorbije decennia een aantal neefjes en nichtjes op bezoek die ook de overtocht over de Atlantische Oceaan hebben gemaakt, en daardoor is de identificatie er niet eenvoudiger op geworden. Vooral de Canadese fijnstraal en de Ruige fijnstraal (Erigeron floribundus) lijken sterk op elkaar en zijn moeilijk te onderscheiden.
Hoge fijnstraal (Conyza sumatrensis)
De Hoge fijnstraal (Conyza sumatrensis) is een relatief nieuwe verschijning in onze streken. Pas eind vorige eeuw, in 1990, werd deze plant voor het eerst opgemerkt in de Lage Landen, en wel in Antwerpen. Wat daarna gebeurde, is ronduit verbluffend: in een razendsnel tempo verspreidde de Hoge fijnstraal zich door heel Nederland en België. Tegenwoordig kom je hem in steden soms vaker tegen dan de Canadese fijnstraal. Deze plant lijkt zich perfect aan te passen aan het stedelijke leven en wordt, mede door klimaatverandering, steeds zichtbaarder in ons dagelijks landschap.
Naast de Hoge fijnstraal komen ook de Ruige fijnstraal (Conyza floribunda) en de Gevlamde fijnstraal (Erigeron bonariensis) voor. Al deze soorten zijn pioniers. Ze houden van een warme, zonnige, stedelijke omgeving.
Gelukkig is er een handige determinatietabel te vinden die je helpt om de verschillende fijnstraalsoorten uit elkaar te houden. Maar laten we eerlijk zijn: het blijft soms een echte uitdaging! Toch maakt deze tabel het een stuk eenvoudiger, en met een beetje geduld kom je er zeker uit.
Op het binnenplein van het Gruuthusepaleis te Brugge vonden we de Canadese fijnstraal en de Hoge fijnstraal broederlijk naast mekaar. Toegegeven! Zonder loep zijn de verschillen moeilijk te zien. De bladeren van de eerste waren iets lichter groen getint. Het is ook enigszins misleidend dat de Canadese fijnstraal in dit geval zelfs iets groter was dan zijn ‘Hoge’ soortgenoot.
Herkomst
De soorten binnen het geslacht Erigeron, bekend als fijnstraal, zijn oorspronkelijk afkomstig uit Noord- enZuid-Amerika. Dit geslacht omvat een grote verscheidenheid aan soorten die van nature voorkomen in verschillende ecosystemen, van gematigde tot tropische gebieden op het Amerikaanse continent.
Hieronder een overzicht van de herkomst van enkele bekende soorten:
Conyza canadensis(Canadese fijnstraal) heeft zijn oorsprong in Noord-Amerika, inclusief Canada. De naam canadensis is dus enigszins misleidend, want deze soort komt oorspronkelijk uit een veel groter gebied dat ook de Verenigde Staten omvat.
Erigeron sumatrensis Retz(Hoge fijnstraal) De naam “sumatrensis” verwijst niet naar de oorsprong van de plant. De soort is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Amerika. Een mogelijke verklaring is dat de naamgever (A.J. Retzius 1742-1821) een exemplaar kreeg toegestuurd dat afkomstig was uit Sumatra.
Erigeron bonariensis (Gevlamde fijnstraal) komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika; met name Argentinië en omliggende gebieden.
Erigeron floribundus (Ruige fijnstraal) komt oorspronkelijk eveneens uit Zuid-Amerika.
Erigeron karvinskianus (Mexicaanse fijnstraal) komt oorspronkelijk uit Mexico en aangrenzende gebieden. Bij ons krijgt het soms de toepasselijke naam ‘Mexicaans madeliefje’.
Erigeron annuus (zomerfijnstraal) is oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika. Deze plant komt van nature voor in de Verenigde Staten en Canada.
Hoewel het geslacht Erigeron oorspronkelijk uit zowel Noord- als Zuid-Amerika komt zijn veel soorten door menselijke activiteiten verspreid naar andere delen van de wereld, waar ze in sommige gevallen als invasieve soorten worden beschouwd. Muurfijnstraal bijvoorbeeld komt in Brugge massaal voor op de kademuren en in het straatbeeld.
Naamgeving
De naam “fijnstraal” verwijst naar het uiterlijk van de bloemen in dit geslacht. De Nederlandse naam fijnstraal dankt de plant aan de zeer fijne straalbloemen, de vaak delicate bloembladen die rond het centrale gedeelte van de bloem zijn gerangschikt.
De naam “Erigeron” komt uit het Grieks en is samengesteld uit de woorden “ērigēron” (ῆριγερών), wat betekent “oude man” of “oude man met een baard”, en “ēros“ (ἔρως), wat “liefde“ betekent. De naam verwijst naar de baardachtige uitstraling van de zaadhoofden van de planten in dit geslacht. De naam werd voor het eerst gebruikt door de oude Griekse botanici en werd later overgenomen in de moderne taxonomie om het geslacht aan te duiden.
De Engelse naam voor Hoge fijnstraal is Guernsey fleabane. Deze plant komt veel voor op het Kanaaleiland Guernsey, vandaar de Engelse naam. Fleabane betekent zoiets als ‘vlooien verdrijver’. Vroeger werd deze plant in de brand gestoken omdat men dacht dat e rook vlooien zou verdrijven.
Conyza canadensis (Canadese fijnstraal)
Conyza canadensis (Canadese fijnstraal) heeft smalle, lijn- of lancetvormige bladeren die tamelijk kaal zijn. De bladrand is bezet met recht afstaande haren die vaak meer dan 1mm lang zijn.De rechtopstaande, grijsgroene stengel is eveneens behaard met afstaande haren.
De geelgroene omwindselblaadjes zijn licht behaard. De buisbloempjes zijn 4-lobbig! De lintbloempjes zijn iets langer dan bij de Hoge fijnstraal (0,5 tot 1 mm lang). De bloemhoofdjes zijn dan weer iets minder breed (3 tot 5 mm).Ze vormen een lange, zuilvormige pluim. De bloeitijd is van juli tot de herfst.
Erigeron sumatrensis Retz (Hoge fijnstraal)
Erigeron sumatrensis Retz(Hoge fijnstraal) is groter, soms tot wel twee meter hoog. De stengelbladen zijn smal, langwerpig en begroeid met korte, aanliggende, meestal kromme haren.
De bloemhoofdjes zijn iets breder dan bij de Canadese fijnstraal. De omwindselblaadjes zijn grijsgroen en dicht behaard. Ze hebben géén rode toppen zoals bij de Gevlamde fijnstraal. De lintbloemen zijn nauwelijks te zien, ze zijn immers zeer klein (0,2 tot 0,5 mm), dus minder dan een halve mm lang en wittig van kleur. Ze vormen een brede, ruitvormige pluim met vrij korte zijtakken. De bloeitijd is van augustus tot laat in de herfst.
Erigeron floribundus (Ruige fijnstraal)
Ruige fijnstraal (foto: Nic Carsauw)
Erigeron floribundus (Ruige fijnstraal) is een rechtopstaande plant met een bossige vertakking bovenin. De bladeren zijn ruw behaard en langwerpig, lancetvormig. Aan de bladrand zijn de haren ten dele aanliggend, gekromd. Aan het eind van de zijtakken staan kleine bloemhoofdjes (3-5 mm breed) die niet of zeer licht behaard zijn. Aan de rand, ook niet in volle bloei, zijn geen lange witte randbloemen te zien.
De buisbloemen zijn 5-tallig. Dat is hét verschil met de Canadese fijnstraal die 4-tallige buisbloemen heeft. U heeft een loepje nodig om dit te zien. Een voordeel bij determinatie is dat de Ruige fijnstraal veel minder frequent voorkomt dan zijn Canadese naamgenoot. De eerste vondsten in Nederland en België zijn rond de eeuwwisseling gedaan.
Erigeron bonariensis (Gevlamde fijnstraal)
Erigeron bonariensis (Gevlamde fijnstraal) heeft dikke, behaarde bladeren en compacte bloemhoofdjes. De hoofdjes zijn circa 8-11 mm in doorsnede. De hoofdjes zijn in zijaanzicht ketelvormig. De bladeren zijn bezet met korte, kromme haren langs de blandrand. De omwindselbladen hebben meestal een opvallende roodgekleurde top. Het pappus is rozig bruin.
Om zeker te weten welke van deze vier fijnstraal soorten het is, moet je de plant van heel dichtbij bekijken. Kijk of de bloemhoofdjes, bladeren en stengels van de fijnstraal behaard zijn. Als ze dicht bezet zijn met korte aanliggende haartjes en niet met enkele afstaande haren, betreft het ofwel de Hoge ofwel de Gevlamde fijnstraal.
In deel 2 gaan we dieper in op de Canadese fijnstraal en de Hoge fijnstraal. In een derde deel zullen we het hebben over de culinaire en medicinale toepassingen van fijnstraal.