Op zaterdagochtend 12 oktober organiseerde ‘Regionaal Landschap Houtland en de Polders’ een boeiende stadswandeling door het hart van Brugge, onder leiding van lichenoloog Tim Claerhout. Nieuwsgierig wat een lichenoloog precies doet? Het is iemand die zich specialiseert in de ecologie en herkenning van korstmossen, fascinerende …
Tijdens het eerste deel van onze ontdekkingsreis door Brugge, samen met bioloog en lichenoloog Tim Claerhout, doken we diep in de betoverende wereld van mossen en korstmossen. We richtten onze aandacht op vijf types die cruciaal zijn voor een experiment dat de impact van hittestress …
In het eerste deel van onze verkenningstocht door Brugge, samen met bioloog en lichenoloog Tim Claerhout, doken we diep in de fascinerende wereld van mossen en korstmossen. We richten onze aandacht op de vijf soorten die centraal staan in een experiment om de invloed van hittestress op biodiversiteit te monitoren.
Maar onze ontdekkingstocht eindigde daar niet. Overal waar we keken – op de kademuren, vensterbanken, verkeersborden, stoepranden en bomen – vonden we nog veel meer soorten die onze nieuwsgierigheid prikkelden. Vandaag willen we deze verborgen schatten met jullie delen. Een bloemlezing van wat Brugge nog meer te bieden heeft.
Gewoon purperschaaltje
Lecidella elaeochroma is een korstmossoort die wijdverspreid voorkomt in Europa. Het is een schorsbewonend korstmos, wat betekent dat het meestal groeit op de schors van bomen, vooral op loofbomen zoals eiken en beuken, maar het kan ook op houten structuren en steen groeien.
Lecidella elaeochroma heeft een grijs tot groengrijs thallus (de hoofdstructuur van het korstmos) met zwarte apotheciën (reproductieve structuren) die op kleine schijfjes lijken. Het is een zogenaamde korstvormige soort, wat betekent dat het korstmos plat tegen de ondergrond aanligt. Deze soort is tolerant voor luchtvervuiling en wordt daarom vaak aangetroffen in stedelijke gebieden en langs wegen.
Dit korstmos is relatief gemakkelijk te herkennen door zijn karakteristieke combinatie van kleur en structuur, en het is een veelvoorkomende soort in Europa.
Grauw rijpmos
Physconia grisea is een soort korstmos die behoort tot de familie Physciaceae. Het is een bladvormig (folioos) korstmos dat vaak wordt aangetroffen op schors van loofbomen, maar ook op steenachtige ondergronden zoals muren en rotsen. Deze soort is wijdverspreid in Europa en komt voor in verschillende habitats, van bossen tot stedelijke omgevingen.
Physconia grisea heeft een karakteristiek uiterlijk met een grijzige tot bruine thallus die bedekt kan zijn met een poederige substantie genaamd soredia, die het korstmos helpt zich voort te planten. De randen van de lobben van het thallus zijn vaak opgerold, wat bijdraagt aan de herkenning van deze soort. Het korstmos is tolerant voor luchtvervuiling en kan daarom ook in stedelijke gebieden gedijen.
Deze soort is een voorbeeld van een korstmos die vaak over het hoofd wordt gezien, maar een belangrijke rol speelt in het ecosysteem door bijvoorbeeld te helpen bij de afbraak van organisch materiaal en het bieden van leefruimte voor andere organismen.
Groot dooiermos
Xanthoria parietina is een opvallende en wijdverspreide soort korstmos die behoort tot de familie Teloschistaceae. Het groeit vaak op een verscheidenheid aan ondergronden, zoals schors van bomen, rotsen, muren, en dakpannen, en is goed bestand tegen vervuiling.
Xanthoria parietina heeft een bladvormig (folioos) thallus, met brede, platte lobben die in elkaar overlopen. De kleur varieert van geel tot fel oranje, afhankelijk van de hoeveelheid licht die het ontvangt. Bij zonnige omstandigheden wordt de kleur intenser. Het korstmos heeft vaak ronde, oranje apotheciën (reproductieve structuren) op het oppervlak.
Dit korstmos is vaak een indicator van stikstofverrijking in de lucht, zoals afkomstig van landbouw of verkeer. Het is een robuuste en aanpasbare soort die in veel omgevingen voorkomt, van kustgebieden tot stedelijke centra, en is gemakkelijk te herkennen door zijn opvallende kleur en textuur.
Knikkersterretje
Syntrichia papillosa is een soort mos die behoort tot de familie Pottiaceae. Het is een klein, maar opvallend mos dat groeit in compacte matten op verschillende ondergronden, zoals boomschors, rotsen, muren, en soms zelfs op de grond. Dit mos is vooral te vinden in vochtige, schaduwrijke omgevingen.
Syntrichia papillosa is te herkennen aan zijn groengrijze bladeren die bezet zijn met kleine papillen, wat het oppervlak een enigszins ruw uiterlijk geeft. De bladeren zijn langwerpig en vaak licht gebogen, wat bijdraagt aan de herkenning van de soort. Het mos vormt soms kleine, bruine sporofyten (sporendragende structuren) die uit het thallus omhoog steken.
Het is een interessante soort voor onderzoekers en natuurliefhebbers vanwege zijn voorkeur voor specifieke microhabitats en zijn rol in het ecosysteem, waar het helpt bij de stabilisatie van de bodem en het vasthouden van vocht.
Dun schaduwmos
Hyperphyscia adglutinata is een soort korstmos die behoort tot de familie Physciaceae. Dit korstmos is vrij klein en groeit vaak in dunne, onopvallende matjes op de schors van bomen, rotsen, en soms op menselijke constructies zoals muren en hekken. Het is een bladvormig (folioos) korstmos, wat betekent dat het een plat en enigszins bladachtig uiterlijk heeft.
De thallus van Hyperphyscia adglutinata is meestal grijs tot grijsgroen van kleur en heeft kleine, opgerolde lobben die dicht tegen het oppervlak aanliggen. Het korstmos vertoont vaak witte of lichtgekleurde soredia (kleine korreltjes die helpen bij de voortplanting) aan de randen van de lobben. Deze soredia geven het korstmos een poederachtig uiterlijk op bepaalde plekken.
Hyperphyscia adglutinata komt voor in verschillende klimaten en habitats, maar het is vooral te vinden in gebieden met een zekere mate van luchtvervuiling, omdat het vrij tolerant is voor vervuilde omgevingen. Het is een wijdverspreide soort die vaak over het hoofd wordt gezien vanwege zijn kleine en onopvallende formaat, maar het speelt een rol in het ecologische systeem door te helpen bij de stabilisatie van oppervlakken en het bieden van microhabitats voor kleine organismen.
Gelobde geelkorst
Candelariella medians is een kleine, felgele korstmossoort die behoort tot de familie Candelariaceae. Het korstmos heeft een korstvormige (crustose) thallus, wat betekent dat het strak tegen het oppervlak waarop het groeit, aanligt en meestal moeilijk los te maken is. Het is te vinden op een verscheidenheid aan ondergronden, waaronder schors van bomen, rotsen, muren, en soms ook op de grond.
Het thallus van Candelariella medians bestaat uit kleine, poederachtige gele tot oranjegele korrels die vaak samensmelten tot een aaneengesloten laag. De kleur kan variëren afhankelijk van de blootstelling aan zonlicht en vochtigheid. Soms produceert dit korstmos kleine, ronde apotheciën (vruchtlichamen) die een iets donkerdere kleur hebben dan de rest van het thallus.
Candelariella medians is wijdverspreid en komt voor in verschillende klimaten en habitats, van stedelijke gebieden tot meer natuurlijke omgevingen. Het korstmos is relatief tolerant voor vervuiling en kan goed overleven in omgevingen met enige mate van luchtvervuiling. Het wordt vaak over het hoofd gezien vanwege zijn kleine formaat, maar speelt een rol in de ecologie door het vastleggen van stoffen uit de lucht en het bieden van een habitat voor kleine organismen.
Onlangs had ik het plezier om Tim Claerhout te ontmoeten en samen met hem de stad in te duiken voor een fascinerend onderzoek naar korstmossen. Tim Claerhout (° Brugge, 1998) is een gepassioneerde bioloog, opgeleid aan de Rijksuniversiteit van Gent. Momenteel werkt hij aan zijn …
Tijdens mijn verkenningstocht door de betoverende straten van Brugge ontdekte ik een wereld die vaak over het hoofd wordt gezien – de mysterieuze levens die zich vastklampen aan de oude muren van de stad. Terwijl ik langzaam mijn weg baande door smalle steegjes en langs …
Vandaag heb ik een eerste keer deelgenomen aan een veldonderzoek dat gericht is op het begrijpen van de impact van het stadsklimaat op de biodiversiteit, met een focus op mossen en korstmossen. Dit onderzoek maakt deel uit van een groter project genaamd Hidden Biodiversity, gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), en wordt uitgevoerd door de Bryologische en Lichenologische Werkgroep in samenwerking met de Hortus botanicus Leiden en Naturalis.
Stadsklimaat en hittestress
Het klimaat in stedelijke gebieden verschilt significant van dat in omliggende landelijke gebieden vanwege de verhoogde hoeveelheid bebouwing. Materialen zoals asfalt, steen en cement absorberen warmte snel en geven deze langzaam weer af. Vooral ’s avonds en ’s nachts, maar ook overdag tijdens de winter, kunnen de temperaturen in grote steden tot 4 à 5 graden hoger liggen.
Het begrijpen van het stadsklimaat is van belang om twee redenen. Ten eerste neemt de verstedelijking wereldwijd toe. Ten tweede leidt de stijgende temperatuur tot een grotere druk op stedelijke gebieden, waarbij hitte een steeds vaker voorkomend probleem wordt. Het is te verwachten dat dit probleem in de toekomst alleen maar zal toenemen. Naast hitte vormt ook de verminderde luchtkwaliteit tijdens warme zomerdagen een uitdaging in steden.
(Korst)mossen zijn bijzonder gevoelig voor veranderingen in hun omgeving, zoals hitte en luchtkwaliteit, waardoor ze uitstekende bio-indicatoren zijn om de invloed van hittestress op de biodiversiteit te meten. Dit onderzoek heeft tot doel om deze impact te meten en in kaart te brengen. Iedereen kan deelnemen want er is geen specifieke voorkennis vereist.
Meer informatie over het project is te vinden op de website: https://www.verspreidingsatlas.nl/projecten/blwg/stadskorstmossen/
Resultaat van mijn deelname aan het onderzoek in Brugge
Tot mijn verbazing kreeg mijn onderzoek een code ROOD toegewezen, wat duidt op aanzienlijke hittestress. Ik had verwacht dat dit in een relatief kleine stad als Brugge, met zijn vele kanalen, minder uitgesproken zou zijn. Dit toont echter aan dat zelfs in Brugge de biodiversiteit lijdt onder de toenemende opwarming van het klimaat in het algemeen, en lokale hittestress in het bijzonder.
Op donderdag 7 maart 2024 herhaalde ik, samen met mijn collega Nic Carsauw, het onderzoek op het Walplein in Brugge. Deze keer was het resultaat: matige hittestress, hetgeen niet verwonderlijk is omdat het Walplein aan de rand van de stad ligt in de onmiddellijke buurt van het Prinselijk Begijnhof, een groene zone.
Wow, wat een spektakel na al die regenachtige dagen! Kijk eens hoe levendig en sprankelend de mossen en korstmossen erbij liggen. Ze lijken wel te dansen van vreugde na al dat vocht. Het is alsof de natuur hen een verjongingskuur heeft gegeven, en nu stralen …
“Horen korstmossen wel thuis in een website over stadsplanten?” hoor ik u zeggen. Op de keeper beschouwd horen ze er net zomin thuis als een vos in het hoenderhok, want korstmossen zijn geen planten. En het zijn bovendien ook geen mossen. Maar hoewel korstmossen, botanisch gezien, …
Ik schrijf zondag 10 december 2023, en – ware het niet dat ik zonet de Kerstman voor de voeten liep en mijn agenda gecheckt heb om na te gaan of het geen zinsbegoocheling was – je zou je eind oktober of begin november wanen. De temperatuur stijgt tot in de dubbele cijfers. Het is merkwaardig hoeveel stadsplanten nog in bloei staan. Natuurlijk is het niet meer met de uitbundige grandeur van de zomer, maar je kunt er niet naast kijken dat veel planten zich aanpassen aan het klimaat anno 2023.
Muurfijnstraal
Op de kademuren van de Brugse Reie staan nog heel wat exemplaren van de muurfijnstraal in bloei. De voorbije zomer hebben ze met tienduizenden de stad veroverd, en het zijn blijvers. Over een tiental dagen zijn we alweer de kortste dag van het jaar en nog zie ik overal tientallen bloempjes staan. Het zijn als zonnetjes die herinneren aan de voorbije zomer, en de belofte inhouden dat ze volgend jaar in nog groter aantallen terug zijn. Ik heb ondertussen al kleine kiemplantjes ontdekt op het terras van mijn appartement, ver weg van de begane grond. Echte alien invaders zijn het.
De grootste verspreidingskern van muurfijnstraal in Vlaanderen bevindt zich in Brugge, waar de soort verspreid voorkomt op oude muren in de binnenstad. De eerste groeiplaats in Kortrijk (VERLOOVE 2001) werd onlangs tijdens verbredingswerken aan de Leie vernield. Ook in andere steden wordt de muurfijnstraal al geregeld waargenomen. En het ziet er naar uit dat de plant in Vlaanderen overal zal inburgeren in het stedelijke gebied. Een echte stadsplant dus.
Muurleeuwenbek
Her en der vond ik op de kademuren nog bloeiende exemplaren van de muurleeuwenbek. Vroeg in het voorjaar zie je de eerste bloempjes verschijnen. Als je Ecopedia mag geloven gaat de bloei door tot oktober, maar nu zijn we toch al een eind in december.
Muurleeuwenbek is ook weer zo’n plantje dat veel meer in zijn mars heeft dan je op het eerste zicht zou vermoeden. Na de bevruchting gebeurt er iets magisch. Dan buigt de bloemsteel zich al krommend van het licht af. De ronde vrucht gaat na rijping aan de top open zodat de zaden vrij kunnen komen. Eén van de zaden is echter altijd zo groot dat het de vruchtopening niet uit kan, maar door die kromming van de bloemsteel wordt dit zaadje als het ware in een spleet tussen de stenen geperst. Op oude, zachte cement wordt op deze manier voor de instandhouding van de soort gezorgd. Slim bedacht toch?
Witte dovenetel
De witte dovenetel is ook zo’n plant die iedereen wel kent. In het voorjaar is het ook één van de vroege bloeiers. En die bloei kan heel lang doorgaan. De bovenstaande foto is daarvan het bewijs. Ik vond deze plant gewoon langs een gevel in de stad. Vermoedelijk was hij na de zomer eens ‘gemaaid’ of afgesneden, en is hij nadien gewoon opnieuw beginnen groeien en bloeien. De bladeren stonden er ook nog heel fris bij. De bladeren zijn overigens eetbaar én gezond. Als kruidenthee helpt de witte dovenetel bij keelklachten zoals keelontsteking. Strooi 1 eetlepel gedroogd of vers blad in een kopje en giet er (bijna) kokend water op. Laat de infusie zo’n 10 minuten trekken. Giet het theewater door een zeefje en geniet van je zelfgemaakte infusie. Je kunt er ook je keel mee spoelen en gorgelen. Later komen we in nog uitvoerig terug op het medicinaal en culinair gebruik van witte dovenetel.
Mossen en korstmossen
Door de zachte temperaturen in de herfst en de overvloedige regenval doen de mossen en korstmossen het ook goed op de oude muren in de stad. Mossen vallen onder de planten, een korstmos niet. Het is namelijk een symbiosevorm tussen een schimmel en een fotosynthetisch organisme dat een bacterie of een alg is. De korstmossen worden dus niet tot landplanten gerekend maar tot de schimmels. Je kunt korstmossen op veel bijzondere plekken vinden. Het zijn vaak plaatsen waar planten niet of nauwelijks groeien, zoals op schors, stenen en zandgrond.