Gewone waternavel

Het was een van die wandelingen die Brugge nog net dat beetje magischer maken: slenteren langs stille hofjes en pleintjes, terwijl Katrien Cattoor (*) – gids en kruidendame pur sang van De Kruidenspiegel – haar verborgen schatten uit het groen toverde. Je denkt bij Brugge misschien meteen aan chocolade-, wafels- en bierwinkels, maar wie had gedacht dat je midden in het centrum op een kleine, botanische verrassing kan stuiten?
We stopten bij een laaggelegen gazon, ogenschijnlijk onschuldig, een tapijt van gras dat menig voorbijganger achteloos passeert. Daar glinsterden tussen de sprieten ronde, glimmende blaadjes, als miniatuurschoteltjes. “Weet je wat dit is?”vroeg Katrien, de ogen twinkelend. “Nee, dit plantje ken ik niet,” moest ik toegeven. Voorzichtig plukte ze er eentje, hield het omhoog alsof het een kostbare relikwie betrof, en fluisterde de naam als ware het een zorgvuldig bewaard geheim: “Gewone waternavel, Hydrocotyle vulgaris”.
“Gewoon?” dacht ik verbaasd. Het blad leek op een groene miniatuurwereld, een poeltje gevangen in één perfecte cirkel. Terwijl Katrien vertelde hoe het plantje sluipend door natte graslanden en vennen groeit, zag ik in mijn verbeelding tapijten van kleine schijfjes die het gazon sierden. Midden in Brugge voelde ik me even verbonden met stille heidevelden en drassige duinvalleien – de natuurlijke thuis van dit bescheiden plantje. Een ‘gewone’ waternavel? Nee hoor. Een buitengewone ontdekking, zomaar op een alledaagse zaterdag.
(*) De Kruidenspiegel: https://de-kruidenspiegel.odoo.com

Botanische kenmerken
De Gewone waternavel is een klein, subtiel plantje dat langs oevers en vochtige graslanden kruipt, bijna alsof het stiekem een feestje in de modder bijwoont. Hoewel verwant aan kruiden zoals peterselie en selderij, heeft het een geheel eigen charme. Uit dunne, liggende stengels ontspruiten ronde tot niervormige bladeren op lange, slanke stelen. Glanzend groen en licht gegolfd, lijken ze op miniatuurschoteltjes – een blad dat haar Nederlandse naam verklaart: “waternavel”.
Van juni tot augustus verschijnen kleine, wit tot zachtroze schermpjes, bijna onopvallend tussen het weelderige blad. De vruchten zijn tweedelig, met piepkleine zaadjes die zich via water of dieren verspreiden. Toch doet het plantje het grootste deel van haar werk vegetatief: de kruipende stengels wortelen op de knopen en vormen langzaam een dicht tapijt van groene schijfjes – een stille, maar indrukwekkende overname van gras en oevergrond.


Habitat
De Gewone waternavel voelt zich het meest thuis op vochtige, voedselarme plekken. Ze groeit langs vennen, plassen, moerassen, duinvalleien en natte heidevelden, zowel in ondiep water als op drassige grond, waar haar wortelstokken stevig verankeren. Haar aanwezigheid wijst vaak op een relatief ongerept milieu, want waternavel verdraagt geen zware bemesting of intensieve landbouw.
Door haar kruipende groeiwijze kan de plant grote oppervlakken bedekken en zo een groen tapijt weven. Dit tapijt biedt niet alleen bescherming voor kleine waterdieren, maar voorkomt ook erosie langs oevers en draagt op bescheiden wijze bij aan de ecologische rijkdom van natte gebieden.
Verspreiding
Hydrocotyle vulgaris komt van nature voor in grote delen van Europa: van de Britse eilanden en Scandinavië tot Frankrijk, Spanje en de Benelux. In Vlaanderen vindt men haar vooral in de Kempen en langs de duinen, in Nederland in duinvalleien en enkele veengebieden. Buiten Europa strekt haar areaal zich uit tot Noordwest-Afrika en West-Azië.
Helaas heeft de twintigste eeuw zijn sporen nagelaten: verdroging, ontginning en overbemesting lieten vele populaties verdwijnen. Toch biedt de aanwezigheid in Brugge – zij het in een drassig stadsgazon – hoop. Het is een vriendelijk teken van de vastberadenheid van de natuur.
Naamgeving
De wetenschappelijke naam Hydrocotyle komt van het Grieks: hydro betekent water, kotyle verwijst naar een schotel of napje – een duidelijke verwijzing naar de ronde bladeren. Het soortepitheton vulgaris betekent “gewoon” of “algemeen”. Het is ironisch dat het in veel streken wel zeldzaam is. In het Nederlands spreekt men meestal van “gewone waternavel”, maar oudere benamingen zoals “navelblad” of “venkruid” werden ook gebruikt. De bladnervatuur, die naar het midden toe straalt, versterkt de associatie met een navel.

Medicinale toepassingen
In 16de en 17de eeuwse kruidboeken werd de waternavel genoemd tegen huidkwalen, wonden en zweren. Men maakte aftreksels van de bladeren of legde ze rechtstreeks op de huid. Soms werd ze ook gebruikt bij koorts of “vuile” bloedziekten. De werking was beperkt; de plant bevat minder werkzame stoffen dan haar Aziatische verwant, Centella asiatica (gotu kola).
Rembert Dodoens vermeldde in zijn Cruydeboeck waterplanten met ronde bladeren die in vochtige graslanden groeiden. Hoewel hij de Gewone waternavel niet expliciet bij haar huidige naam noemde, duikt zij vermoedelijk op onder namen als “Navelkruid” of “Venekruid”, vooral in verband met medicinale toepassingen.
Dodoens: Cruijdeboeck deel 1 capitel 24, bladzijde 44-45
Dwater Navelcruyt heeft cleyne dunne ronde bladerkens/ van boven oock wat/ maer seer luttel hol/ ghelijck een vlack scotelken/ en van onder den steel in dmiddel van tblat draghende/ des anders navelcruyts bladeren wat ghelijck/ maer veel minder/ dunner en swertgruender. Die bloemkens zijn seer cleyn/ van coluere wit en wassen beneden onder die bladeren. Sijn wortelkens zijn dun/ veeselachtich/ cruypende/ en al om veel nieuwe bladerkens uutworpende.

Cracht en werckinghe (Dodoens)
Tsap van dat oprecht Navelcruyt es seer goet en behulpich voor alle verhitheyt/ heete ghezwillen/ wilt vier/ ende oock voor die cack verssenen/ daer op ghestreken/ het vercoelt oock die hitte vander maghen/ daer op gheleyt.
Die bladeren met den wortelen gheten/ lossen en breken den steen/ en doen water maken/ en zijn goet den watersuchtighen.
Die cracht van dat Waternavelcruyt en es noch niet ondervonden/ nochtans zoo ghebruycken die ongheleerde Apotekers dit daghelijcx voor dat oprecht Navelcruyt/ niet sonder groote en merckelijcke dwalinghe.
Bron: https://www.leesmaar.nl/cruijdeboeck/deel1/capitel024.htm

Ritueel gebruik
Hoewel er aanwijzingen zijn dat de ronde bladeren in sommige streken werden geassocieerd met bescherming en vruchtbaarheid, zijn dergelijke gebruiken lokaal en nooit wijdverspreid geweest. Er zijn geen substantiële historische of culturele bronnen die wijzen op een breed ritueel gebruik van deze plant in Europa.
Culinair gebruik
Culinair gezien is de Gewone waternavel eveneens nauwelijks van belang. Hoewel de bladeren een lichte wortelsmaak hebben en eetbaar zijn, worden ze niet gewaardeerd in de Europese keuken. Ze bevatten geen uitgesproken smaak en worden zelden gebruikt in gerechten.
In tegenstelling tot de Indische waternavel (Centella asiatica), die bekendstaat als “gotu kola” en in Azië wordt gebruikt in salades, thee en traditionele geneeskunde, heeft de Gewone waternavel geen dergelijke culinaire of medicinale status in Europa.

Grote waternavel
Naast de gewone variant bestaat de Grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides), afkomstig uit Noord- en Zuid-Amerika. In Europa is zij invasief: ze groeit snel, vormt drijvende matten en verdringt inheemse flora, waaronder de Gewone waternavel. Ze is niet eetbaar en kan lichte toxische stoffen bevatten, waardoor consumptie onveilig is.
Bronnen en meer informatie
https://www.ecopedia.be/planten/gewone-waternavel
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gewone_waternavel
https://www.floravannederland.nl/planten/gewone_waternavel
https://waarnemingen.be/species/6884
https://renature.brussels/nl/soorten/planten/hydrocotyle-ranunculoides
https://www.floravannederland.nl/planten/grote_waternavel

Link naar de meest recente artikelent
Ontdek meer van Stadsplanten
Abonneer u om de nieuwste berichten naar uw e-mail te laten verzenden.