Kropaar (Dactylis glomerata) is een plant uit de grassenfamilie (Poaceae) die niet alleen van nature in het wild voorkomt, maar ook vaak wordt ingezaaid als voedergewas. Het is een pollenvormende soort die je vooral aantreft in graslanden en langs wegbermen. In vergelijking met Engels raaigras …
Een bescheiden bodembedekker met een rijke achtergrond Het vijfvingerkruid (Potentilla reptans) is een vaste plant uit de rozenfamilie (Rosaceae), die in grote delen van Europa voorkomt, inclusief België en Nederland. Dankzij haar kruipende stengels, heldergele bloemen en handvormige bladeren is het een opvallende maar vaak …
Deel 5 in de serie gebedskaarten, elk gewijd aan een wilde plant. De inspiratie daarvoor vond ik in een bijzondere oude tekst: de “Nigon Wyrta Galdor”, beter bekend als de Nine Herbs Charm. Deze tekst is meer dan duizend jaar oud en werd opgetekend in het manuscript Lacnunga (Harley MS 585), dat dateert uit de 9de of 10de eeuw. Het is een bezwering waarin negen geneeskrachtige kruiden worden aangesproken als levende krachten — een echo uit een tijd waarin natuur en spiritualiteit diep verweven waren, nog voor het christendom zijn intrede deed.
Ook de gebedskaarten die je hier vindt, zijn gevoed door die diepe bron. Ze combineren elementen uit volksgeloof, kruidengeneeskunde, Mariaverering, poëzie en ritueel. Het zijn geen kaarten om zomaar te gebruiken, maar om bij stil te staan — kleine hulpmiddelen voor wie met aandacht wil leven en luisteren naar wat planten ons nog altijd fluisteren.
Op elke kaart staat een gebedstekst die de symboliek en de kracht van het kruid in zich draagt. Je kan de kaarten afdrukken en neerzetten op een plek die voor jou betekenisvol is: op een vensterbank, in je tuin, of meenemen op een wandeling. Je kan het kruid groeten als je het tegenkomt, een moment van stilte nemen, de tekst uitspreken of een klein ritueel creëren.
In een tijd waarin oude kennis en verbinding met de natuur dreigen te verdwijnen, willen deze kaarten het rituele en spirituele erfgoed van planten nieuw leven inblazen.
Munt is sinds oudsher een ritueel kruid dat staat voor zuivering, bescherming en vernieuwing. Haar frisse geur helpt bij het opheffen van blokkades, het zuiveren van ruimtes en het verlichten van emotionele spanning. Munt werd bij ingangen en vensters geplaatst om onheil en negatieve invloeden te weren, en bij kinderen ter bescherming. In Vlaanderen gold ze als duivelwerend en maakte ze deel uit van de magische vijftienkruidenruiker. Symbolisch staat munt voor helderheid, mentale frisheid en innerlijke kracht. Als stille wachter begeleidt munt de overgang van oud naar nieuw, troebel naar helder – en nodigt ze uit tot vernieuwing van geest en leven.
Munt (Mentha sp.)
Betonie
Betonie (Betonica officinalis) is een eeuwenoud geneeskruid dat sinds de Romeinse tijd bekendstaat om zijn helende en beschermende kracht. Plinius de Oudere en Hildegard van Bingen prezen haar werking. In de volksgeneeskunde werd ze gebruikt tegen hoofdpijn, slapeloosheid, nachtmerries en melancholie, en had ze een wondhelende werking.
Ook in rituelen werd betonie ingezet: als bescherming tegen kwade invloeden, of onder het kussen tegen boze dromen. Symbolisch staat betonie voor bescherming, geestelijke helderheid en innerlijke kracht. Betonie verbindt hoofd en hart, lichaam en ziel, en herinnert ons aan de stille kracht van nederigheid, trouw en verbondenheid met de aarde.
Betonie (Betonica officinalis)
Brunel
Brunel (Prunella vulgaris), ook bekend als “heal-all”, is een bescheiden maar krachtig kruid met een lange traditie in volksgeneeskunde en rituelen. Ze werd gebruikt voor het behandelen van wondjes, ontstekingen en keelpijn, en gold als een universeel genezend kruid.
Symbolisch staat brunel voor genezing, bescherming, nederigheid en innerlijke kracht. Haar paarse bloemen verwijzen naar spirituele groei en de verbinding tussen lichaam en geest.
Ritueel wordt brunel vaak gebruikt in reinigings- en beschermingsceremonies. Zo werd ze vroeger in kruidenbundels verwerkt die in huis werden opgehangen om negatieve energie te verdrijven. Ook tijdens meditatie vindt ze haar plaats. Vandaag herontdekt men haar spirituele en genezende waarde. Brunel is een kruid van stille kracht, dat ons herinnert aan de helende wijsheid van de natuur.
Brunel (Prunella vulgaris)
Citroenmelisse
Citroenmelisse (Melissa officinalis) is een geurige plant met een zacht citroenaroma, bekend om haar kalmerende werking op lichaam en geest. In de volksgeneeskunde wordt ze gewaardeerd als rustbrenger en hartverlichter. Haar naam, afgeleid van het Griekse woord voor honingbij, wijst op haar zachte, leven gevende aard.
Symbolisch staat citroenmelisse voor vrede, troost, liefdevolle aanwezigheid en het herstellen van innerlijk evenwicht.
Ritueel vond ze toepassing in zuiveringsbaden, kruidenbundels en oliën, en werd ze ingezet om ruimtes te harmoniseren of het hart te openen tijdens meditatie en gebed. Ook vandaag wordt ze omarmd in spirituele praktijken als kruid van vrede en vertrouwen. Citroenmelisse nodigt uit tot rust, mildheid en een hernieuwde verbinding met het innerlijke licht.
Het was een van die wandelingen die Brugge nog net dat beetje magischer maken: slenteren langs stille hofjes en pleintjes, terwijl Katrien Cattoor (*) – gids en kruidendame pur sang van De Kruidenspiegel – haar verborgen schatten uit het groen toverde. Je denkt bij Brugge misschien …
Zwart tandzaad (Bidens frondosa) is een eenjarige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). Oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika, heeft de plant zich inmiddels stevig gevestigd in Europa, waar ze vooral voorkomt langs vochtige oevers en rivierkanten. De plant kan een hoogte bereiken van 30 tot 100 cm, maar in gunstige omstandigheden kan ze …
Wie zich per fiets langs de Expressweg (N31) in Brugge waagt, wordt onverwacht getrakteerd op een gouden gloed die tussen het stedelijk groen oplicht: de citroengele honingklaver (Melilotus officinalis). Deze gracieuze plant, met haar fijngebouwde gestalte en fonkelende bloemtrossen, siert niet enkel bermen maar verovert ook de rafelranden van onze urbane wereld — van braakliggende terreinen tot vergeten hoeken van industrieterreinen en spoorlijnen. Ze is een zachte rebel, die het stedelijk landschap oplicht met haar zongele pracht. En terwijl ze het oog streelt, schenkt ze nectar aan bijen, kleur aan vlinders en een geurige hint van citroen aan wie haar pad kruist.
Een kleine ingreep, een rijker landschap
Tot voor kort stond de honingklaver ook op de verhoogde bermen en oversteekplaatsen, waar ze zich moedig doorheen de voegen van tegels wrong. Maar sinds het afgelopen jaar is het harde wegdek vervangen door aarde – een weloverwogen ingreep die meteen haar vruchten afwierp. De bodem kreeg weer ademruimte, en de vegetatie reageerde met een explosie van biodiversiteit. Eén van de dankbare bewoners? De citroengele honingklaver.
Botanisch portret van een zonneklopper
citroengele honingklaver (Melilotus officinalis) klik op de foto om een groter formaat te bekijken
Melilotus officinalis behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae of Leguminosae), net als erwten en bonen. Ze vormt een diepe penwortel, waarmee ze niet alleen voedsel opneemt uit de bodem, maar ook de grond luchtig maakt. De plant is twee- tot meerjarig, groeit kaarsrecht en onbehaard, en bereikt vlot een hoogte van 30 tot 150 cm.
Haar blad is drietallig, met langwerpige, fijn gezaagde deelblaadjes – typisch voor klaverachtigen. Maar het zijn vooral de lange trossen met kleine, geurende, citroengele vlinderbloemen die in het oog springen. Ze bloeien van juli tot oktober en lokken tal van insecten. Na de bloei verschijnen kleine, gegroefde peultjes waarin de zaden rijpen.
Na de bevruchting vormt zich een eivormige, kale peul van 3-5 mm lengte met meestal één zaadje. De zaden zijn, bij rijpheid, bruin met dwarse richels. De verspreiding van de zaden gebeurt door de wind, regen, mensen en dieren.
Een bijzonder kenmerk is de geur: bij droging ontwikkelt de plant coumarine, een stof die doet denken aan hooi met een zoete ondertoon – een natuurlijk parfum dat vroeger ook motten op afstand hield in oude linnenkasten.
Waar ze zich thuis voelt
De citroengele honingklaver is een echte pioniersplant die houdt van lichte, stikstofrijke, verstoorde bodems. Je vindt haar op wegbermen, spoorwegterreinen, braakliggende gronden, bouwplaatsen en in duingebieden. Ze groeit het liefst op kalkrijke, droge bodems en verdraagt goed de zon en hitte – typisch voor soorten die thuishoren in open landschappen.
Oorspronkelijk komt ze uit Zuid-Europa en West-Azië, maar inmiddels is ze wijd verspreid geraakt in gematigde gebieden over de hele wereld. Ze wordt ook wel akkerhoningklaver genoemd, verwijzend naar haar voorkomen op akkers en veldranden.
De bloemen van de citroengele honingklaver
Honing, heling en geschiedenis
De naam Melilotus officinalis is veelzeggend. Het Griekse meli betekent honing, en lotus verwijst naar klaver. Samen benadrukken ze de nectar- en stuifmeelrijkdom van de plant – een feestmaal voor bijen en hommels. Officinalis is Latijn voor ‘geneeskrachtig’ en duidt erop dat de plant traditioneel werd gebruikt in de apotheek.
En dat klopt: al in de middeleeuwen werd een aftreksel van bladeren en bloemtoppen gebruikt tegen verkoudheden, maag-darmklachten en reumatische pijnen. Ook bij spataders, kneuzingen,ontstekingen en aambeien werd ze ingezet – meestal in de vorm van thee, omslagen of zalven. In de moderne fytotherapie blijft honingklaver een geliefde plant in natuurlijke verzorgingsproducten tegen spierpijn, zwellingen en vermoeide benen.
Zelfs de etymologie van het woord ‘klaver’ draagt geschiedenis: het zou teruggaan op een Indo-Germaanse wortel glei, wat ‘smeren’ betekent – wellicht een verwijzing naar het plakkerige nectar dat bijen, mensen én oude taalstructuren aantrekt.
Citroengele honingklaver
Waarschuwing
Deze site vervangt geen deskundig advies voor medische behandeling. Raadpleeg altijd een deskundig zorgverstrekker of arts. Ook wat betreft de op deze website aangeboden culinaire recepten mag u deze niet beschouwen als deskundig advies. Daarvoor dient u zich te richten tot een gehomologeerde arts, fytotherapeut of diëtist.
Gelijkende soorten
Witte honingklaver (Melilotus albus)De bloemen van de witte honingklaver
Witte honingklaver (Melilotus albus) groeit vaak – samen met z’n citroengele neefje – op ruige terreinen, bermen en spoorwegbermen. Haar talloze kleine, witte bloempjes geuren heerlijk en trekken bijen en andere insecten aan. De plant kan tot anderhalve meter hoog worden en bloeit van juni tot september. Witte honingklaver werd vroeger gebruikt als groenbemester en veevoer, maar bevat eveneens cumarine, wat bij droging een kenmerkende hooi-achtige geur geeft. Deze robuuste soort verrijkt de bodem en speelt een rol in het herstel van verstoorde habitats.
Goudgele honingklaver (Melilotus altissimus) is sterk gelijkend. Je hebt een loep nodig om beide soorten van elkaar te onderscheiden.
Conclusie
Dus: als je nog eens langs de N31 fietst, laat dan je blik even dwalen over de bloeiende berm. De citroengele honingklaver is geen onkruid, maar een levend erfstuk, een genezende kracht, en een ecologische spil in onze stadsrand. Ze bewijst dat zelfs een wegberm – mits goed beheerd – kan uitgroeien tot een ode aan de natuur.
Literatuur
Interessante literatuur over de medicinale en culinaire toepassingen van de citroengele honingklaver is te vinden op:
Het bezemkruiskruid (Senecio inaequidens) is een opvallende plant uit de composietenfamilie die pas sinds het begin van de 20e eeuw in onze streken voorkomt. De eerste exemplaren doken rond 1920 op bij een wolverwerkingsbedrijf in België. Aanvankelijk werd de plant slechts sporadisch gezien, maar vanaf …
Ik kreeg vandaag het herfstnummer van het magazine “Kruidentaal” toegestuurd. Op pagina 26 tot 29 is mijn artikel over de “Gebedskaarten voor planten” te vinden. De Groene draad die dit nummer verbindt is balans en evenwicht. Precies dat wat de herfst ons zo duidelijk laat …
Brugge mag dan wereldberoemd zijn om zijn chocolatiers, maar geloof me: de bakkers doen er niet voor onder. De beste van allemaal bevindt zich op welgeteld 420 stappen van mijn voordeur – een zalige afstand, met drie voordelen die ik u niet wil onthouden:
1) De koffiekoeken en gebakjes zijn zó lekker dat je spontaan overweegt de wandeling meermaals per dag te maken. 2) Die 420 stappen zijn precies ver genoeg om je geweten te sussen: “Ik heb toch gesport vandaag.” 3) Onderweg passeer je een ware “bloemlezing” van stadsplanten: een twintigtal soorten die eigenwijs tussen de kasseien, uit voegen en spleten omhoogschieten.
Deze ochtend was het weer zover. Op mijn korte pelgrimstocht naar de croissant vond ik precies twintig wilde planten. Goed, misschien waren het er 21, 22 of 23 – maar twintig klinkt gewoon zo mooi rond.
Bij de foto’s schreef ik geen uitleg. Alle planten zijn elders op deze site al netjes gedocumenteerd, en bovendien zegt een paardenbloem meer in stilte dan honderd woorden. Dus: kijk, glimlach, en geniet mee van de beelden.
Dus…leun achterover en geniet: de diavoorstelling start vanzelf, wisselt elke 4 seconden van foto en begint steeds opnieuw voor eindeloos kijkplezier.
Ik heb geen tuin, maar wel een notitieboekje. Oud, met theevlekken, vergeelde bladzijden en een kaft die ruikt naar kelder en kamille. Ik noem het ‘mijn kruidenschriftje’. Niet omdat ik kruiden kweek, maar omdat ze me blijven volgen, als stemmen, als raadgevers, als geur die …
Eén van de meest prominente rollen van bijvoet in rituelen was die van beschermer. Men geloofde dat het kruid een krachtig afweermiddel was tegen kwade geesten, hekserij en ander onheil. Bijvoet werd gezien als een krachtig middel om zich te beschermen tegen hekserij en het …
Van bijvoet (Artemisia vulgaris) wordt algemeen aangenomen dat het als eerste voorkomt in de “Nigon Wyrta Galdor” en daar mucgwyrt (mucgƿyrt) wordt genoemd.
De Nigon wyrta galdor is een Oudengelse bezweringstekst bedoeld om etterende wonden te genezen.
De spreuk is vastgelegd in één enkel manuscript, Harley MS 585 (ff 160r—163r), dat tegenwoordig bekendstaat als de “Lacnunga”, welke door het British Museum wordt gedateerd rond de vroege 10de eeuw. In Engeland werd hiervoor in de 19de eeuw de naam “Nine Herbs Charm” of “Nine Worts Galdor” bedacht. Het woord galdor komt overeen met het Zweedse galder (in het meervoud galdra), in de betekenis van een ‘toverlied’.
Er worden 9 kruiden in vermeld die gebruikt worden bij het bereiden van een wondhelende of zweren helende zalf. Deze zalf wordt ritueel bereid volgens de aanwijzingen in de tekst. De negen kruiden in de zalf werken pas als de de galdor in beide oren en over de wonde van de zieke wordt gezongen.
Bijvoet in de Nigon wyrta galdor
Bijvoet (mucgwyrt ) wordt in de Nigon wyrta galdor als volgt aanroepen:
þu miht wið III and wið XXX þu miht wiþ attre and wið onflyge þu miht wiþ þa[m] laþan ðe geond lond færð”
Hertaling
“Jij, bijvoet, herinner je wat je onthulde, wat je voorbereidde te Regenmelde (mogelijk een plaatsnaam). Una (de ene?) word je genoemd, oudste van de kruiden,
je overwint tegen III en tegen XXX je overwint tegen etter en vergif en tegen de rondvliegende vijanden (pest?); je overwint tegen de afschuwelijke die over het land waart.”
Mycgwyrt (mucgƿyrt)
Mycgwyrt komt van het Proto-Germaanse mugga (kleine stekende vlieg, mug) en wurtiz of wurt, wat wortel betekent. Bovendien betekent het Angelsaksische woord mycg mug of vlieg, zodat we deze plant zouden kunnen vertalen als ‘muggenkruid’.
Andere bronnen suggereren dat het afkomstig zou zijn van het Oudnoors ‘migge’, wat moeras betekent. In dat geval zou men het dus ook ‘moeraskruid’ kunnen noemen. Hoe dan ook, de Old English Dictionary vertaalt Mycgwyrt in Mugwort.
Waar komt de naam “bijvoet” vandaan?
Er doen verschillende verhalen de ronde over de naam, waarvan sommige waarschijnlijk meer tot het rijk der fabelen behoren of voortkomen uit de verbeelding. Al sinds 23-79 na Christus wordt het verhaal verteld dat het leggen van deze plant in je schoenen blaren en vermoeidheid zou voorkomen. Plinius beschreef dit al. Het verhaal bleef eeuwenlang bestaan, want ook Rembert Dodoens (16 de eeuw) noemt het. Volgens de overlevering zouden takjes van de plant in je schoenen tijdens een lange wandeling, wanneer je pijn in je voeten krijgt, vermoeidheid en pijn verlichten.
Het is evenwel niet ondenkbaar dat onze verre voorouders opmerkten dat Romeinse soldaten bijvoetbladeren in hun soldatenschoenen legden als bewezen middel tegen blaren en zweetvoeten.
Bijvoet of Beipoz, in middeleeuwse kruidenboeken
H. Kleijn (zie bronnen) schrijft in zijn “Planten en hun namen: een botanisch lexicon voor de Lage Landen” dat de oudst bekende vermelding van bijvoet voorkomt in een handschrift van Hildegard van Bingen (1098–1179), waarin zij de plant “Bipoz”zou noemen.
Kleijn geeft echter niet aan om welk handschrift het gaat, en ik heb tot op heden geen directe verwijzing naar de naam “Bipoz” of bijvoet in Hildegards eigen teksten teruggevonden. Wel bevat haar werk – bijvoorbeeld in de ‘Physica‘ – uitgebreide plantenbeschrijvingen, maar Hildegard gebruikte vaak volkse namen, die tegenwoordig niet altijd eenduidig te identificeren zijn.
De term “Beipoz” (met varianten zoals Biboz, Peipoz, Peyfues, Byfuß, Beyfuß enz.) komt wel regelmatig voor in middeleeuwse kruidenboeken als benaming voor bijvoet (Artemisia-soorten).
Zo gebruikt Konrad von Megenberg (1309–1374) in zijn beroemde “Buch der Natur” – in de editie van Pfeiffer (1861) – de naam “Peipoz”. In het hoofdstuk “Von dem Beipoz” (over Artemisia, bijvoet) schrijft hij onder meer:
“…wer ez an diu pain pind, ez benem den wegraisern ir müed.” (“…wie het aan de benen bindt, het neemt de reizigers hun moeheid weg.”)
De exacte botanische identificatie van deze “Beipoz” werd pas rond de overgang van de 15de naar de 16de eeuw met zekerheid vastgesteld als Artemisia vulgaris.
Conclusie
De naam bijvoet vindt haar oorsprong in een Oudhoogduits woord. Volgens het Etymologisch Woordenboek gaat het om vormen als bībōz of pīpōz, met varianten in het Middelnederlands (bibot, bifot) en Middelhoogduits (peipus, bivuoz). Deze woorden zijn vermoedelijk verbonden met het Proto-Germaanse werkwoord ‘bautan’ (slaan of stoten), en dat wijst op het gebruik van het kruid: het werd fijngestampt (geplet) om te verwerken, onder meer in maaltijden of zalven.
Later kreeg het woord een meer volkse verklaring: door het geloof dat het kruid aan de voeten vermoeidheid zou tegenhouden, evolueerde de naam naar “bij de voet” — wat mogelijks de uiteindelijke vorm “bijvoet” in het Nederlands verklaart.
Ritueel gebruik van bijvoet
Al eeuwenlang wordt bijvoet (Artemisia vulgaris) omgeven door een aura van mysterie en magie. In vroeger tijden was dit kruid, dat vaak langs wegen en op onbebouwde terreinen groeit, een onmisbaar onderdeel van talrijke rituelen en volksgebruiken in Europa en daarbuiten. Van de Romeien tot de Germanen en in de middeleeuwse kloostertuinen, overal kende men de bijzondere krachten van “de moeder van alle kruiden”. De rituele toepassingen waren divers en gericht op bescherming, genezing, divinatie en het markeren van belangrijke overgangen in het leven en het jaar.
Poort naar de droomwereld en toekomst
Bijvoet werd ook gezien als een kruid dat de deuren naar andere werelden en het onderbewustzijn kon openen. Het werd gebruikt in rituelen die gericht waren op divinatie en het opwekken van profetische dromen. Door het kruid te verbranden als wierook of het onder het kussen te leggen, hoopte men heldere en betekenisvolle dromen te ontvangen die de toekomst zouden onthullen of inzicht zouden geven in verborgen zaken. Deze praktijk was diep geworteld in het sjamanisme en andere spirituele tradities.
Het is belangrijk op te merken dat divinatie niet wetenschappelijk is bewezen. Het wordt over het algemeen beschouwd als een spirituele, esoterische of culturele praktijk, en de effectiviteit ervan is een kwestie van persoonlijk geloof.
Hoewel de wetenschap vandaag de dag de werkzame stoffen in bijvoet kan analyseren, blijft de rijke geschiedenis van het rituele gebruik een fascinerend venster op het verleden. Het toont hoe onze voorouders in nauwe verbinding leefden met de natuur en hoe zij in planten als bijvoet niet alleen een geneesmiddel zagen, maar ook een krachtige bondgenoot in de spirituele wereld.
Bronnen en meer informatie
Frits Henry Brookman in “Germaans heidendom, bronnenboek van schriftelijke en oudheidkundige sporen”, deel 1, Wodan; pg.229-271. Uitgever: Bronnenreeks Nederlands Erfgoed Kinheim, 2024, ISBN: 978-94-6481-630-3
Henriette Kress, “Practical Herbs” (2018), en “ESCOP Monographs”; editie 2018: ISBN 978-1911597575.
Hendrik Kleijn, Foppe Inne Brouwer: “Planten en hun naam : een botanisch lexicon voor de Lage Landen”; Published in 1970 in Amsterdam by Meulenhoff. ISBN: 9789029044677
M. Pahlow: “Handboek van geneeskrachtige kruiden”; Uitgever: Helmond. 1980; ISBN: 9789025269456
Soms gebeurt het – niet vaak, maar soms – dat ik oog in oog sta met een plant die me compleet ontglipt. Een onbekende. Een raadsel. Mijn blik blijft hangen, alsof de tijd even vertraagt. Het voelt alsof ergens diep vanbinnen een onzichtbaar alarm afgaat, …
Bijvoet (Artemisia vulgaris L.) is een wijdverspreide, kruidachtige, vaste plant die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae of Compositae). Deze robuuste en aromatische plant, ook wel bekend als de “moeder der kruiden“, is al eeuwenlang een vertrouwd beeld langs wegen, op dijken en op ruige, onbewerkte gronden in …