Er is een grote kans dat je dit plantje al ontelbare keren hebt gezien – of beter gezegd: dat je er achteloos overheen bent gestapt. Letterlijk. En geef toe, misschien ook een beetje figuurlijk. De liggende vetmuur (Sagina procumbens) is geen schreeuwerige verschijning. Geen flamboyante …
Twee jaar Stadsplanten.be: een ode aan groen in de stad Het is feest op Stadsplanten.be! Vandaag blaast de website twee kaarsjes uit, en dat is een mooie gelegenheid om stil te staan bij wat in die twee jaar allemaal is bereikt. Sinds de lancering heeft de …
De vertakte leeuwentand (Scorzoneroides autumnalis, voorheen Leontodon autumnalis) is een vaste plant uit de composietenfamilie (Asteraceae), die vaak over het hoofd wordt gezien, maar bij nader inzien een verrassend boeiend lid van de inheemse flora is. Met haar zonnige, gele bloemen in de zomer en het najaar en de sierlijk vertakte bloeistengels biedt ze kleur op momenten dat andere planten al zijn uitgebloeid.
Voor wie met aandacht door de stad struint – ogen op stoep, berm of parkweide – is de vertakte leeuwentand een kleine herfstverrassing. Deze composiet duikt op waar je haar niet meteen verwacht: in open grasstroken, wegbermen, tussen klinkers, of zelfs in de scheuren langs paden in parken en begraafplaatsen. Ze hoort bij de vaste waarden van de nazomer en vroege herfst, en weet zelfs in de stad haar plaats op te eisen.
Hoe herken je haar in de stad?
De vertakte leeuwentand vormt eerst een plat rozet van langwerpige bladeren, die vaak veerspletig of licht getand zijn. Uit dat rozet groeit een bloeistengel – of beter: meerdere, vertakte stengels – tot zo’n 30 à 40 cm hoog. Aan het einde van elke zijtak prijkt een helder geel bloemhoofdje, met alleen lintbloemen (zoals bij een paardenbloem).
De stengel is kaal, meestal zonder bladeren, en vertakt zich op een sierlijke manier. Aan de achterkant van de bloemblaadjes zie je vaak een vleugje rood of paars. Wie goed kijkt, merkt dat de bloemhoofdjes meestal iets kleiner zijn dan die van de gewone paardenbloem.
De eindlob van het blad is lang en smal, wat een verschil is met bijvoorbeeld het gewoon biggenkruid.
Vertakte leeuwentand
Stadsbiotoop en vindplaatsen
De vertakte leeuwentand houdt van open, zonnige plaatsen op matig voedselrijke, eerder droge grond. In de stad is dat verrassend vaak het geval:
Bermen langs wegen en trambeddingen
Oude begraafplaatsen met schrale gazons
Verwaarloosde speelpleinen of hondenweides
Bloemrijke parkweides of extensief gemaaide graszones
Tussen de kasseien of stoeptegels
In Brugge, bijvoorbeeld, duikt ze op in rustige parkdelen zoals het Koningin Astridpark, op de hoger gelegen randen van de vesten, of in de Assebroekse Meersen en in Sint-Andries.
Waarom is ze interessant voor stadsplantenliefhebbers?
Nazomerbloei: Ze bloeit laat – van juli tot ver in oktober – en biedt daarmee nectar op momenten dat veel andere planten al zijn uitgebloeid.
Bijvriendelijk: Zweefvliegen, solitaire bijen en soms zelfs een vlinder weten haar te vinden.
Stedelijke taaiheid: Ondanks haar ogenschijnlijke fijnheid is ze bestand tegen betreding, kort maaien en droogte – zolang ze af en toe haar bloeimoment krijgt.
Indicatiesoort: Haar aanwezigheid kan wijzen op extensief beheer of schrale grond, vaak gunstig voor soortenrijkdom in stedelijk grasland.
De bloeiwijze van de vertakte leeuwentandAan de achterkant van de bloemblaadjes zie je vaak een vleugje rood of paars.
Van Leontodon naar Scorzoneroides
Tot voor kort stond de soort bekend als Leontodon autumnalis, wat ‘herfstleeuwentand’ betekent. Nieuwe DNA-onderzoeken hebben haar ondergebracht bij het geslacht Scorzoneroides, al blijft de oude naam in gidsen en volksmond nog vaak opduiken.
Waarom “autumnalis”?
De wetenschappelijke naam Scorzoneroides autumnalis vertelt ons al iets over het karakter van de plant. Het tweede deel, het soortepitheton autumnalis, is Latijn voor “herfstachtig” of eenvoudigweg “van de herfst”. Deze naam is bijzonder treffend gekozen, want de vertakte leeuwentand onderscheidt zich van veel andere gele composieten door haar latere bloei. Terwijl veel verwanten al in de lente of vroege zomer bloeien, komt deze plant juist in actie vanaf juli tot zelfs in oktober.
In een tijd waarin de meeste graslanden in rust gaan en veel kleur verdwenen is uit de stedelijke vegetatie, verschijnt S. autumnalis met haar heldergele bloemen als een kleine zonnestraal. De naam autumnalis is dus niet zomaar een aanduiding, maar een echte botanische hint: kijk uit naar deze plant als de zomer op haar einde loopt.
Verwarring met andere gele composieten
Wie stadsplanten observeert, weet: gele composieten zijn overal. Ze lijken op het eerste gezicht sterk op elkaar, maar met een beetje oefening kun je de vertakte leeuwentand vrij goed onderscheiden van enkele veelvoorkomende lookalikes.
De paardenbloem (Taraxacum officinale) is wellicht de bekendste. Ze bloeit vooral in het voorjaar en heeft meestal één stevige, holle bloeistengel met wit melksap. In tegenstelling tot de vertakte leeuwentand is de stengel niet vertakt.
Het gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) lijkt sterker op onze herfstbloeier, maar heeft een dikkere, onvertakte stengel en opvallend behaarde bladeren. De bloemen zijn vaak wat groter. De eindlob van het blad is heel breed.
Klein streepzaad (Crepis capillaris) komt veel voor in de stad. Het heeft dunnere stengels dan de vertakte leeuwentand en draagt meer, kleinere bloemhoofdjes. De bloeitijd is van mei tot oktober, dus vaak in bloei tegelijk met vertakte leeuwentand. De bladeren zijn smal, veerspletig tot getand, vooral aan de voet van de plant. Vaak verspreid langs de stengel.
Tot slot is er muizenoor (Hieracium pilosella), een laagblijvende soort met grijsgroene, viltig behaarde bladeren. Ze bloeit meestal met één enkele bloem per steel en blijft laag bij de grond.
Een stadsplant met karakter
Haar vermogen om bloei door te zetten tot diep in de herfst maakt haar een symbool van volharding en veerkracht – net als veel stadsplanten zelf.
Tip voor de wandelaar: Let in september of oktober eens op als je over een verlaten graspleintje loopt. Zie je een wat tenger, vertakt stengeltje met gele bloemetjes die zich richting zon richten? Dan is de kans groot dat je oog op Scorzoneroides autumnalis is gevallen – een herfstbloeier met karakter.
Kransgras (Crypsis schoenoides) – een ogenschijnlijk bescheiden plantje – verovert in rap tempo de stedelijke landschappen van Vlaanderen en Nederland. Sinds haar eerste verschijning in 2004 heeft deze warmteminnende soort zich een vaste plek verworven in onze steden, alsof ze er altijd al thuishoorde. Oorspronkelijk …
Kropaar (Dactylis glomerata) is een plant uit de grassenfamilie (Poaceae) die niet alleen van nature in het wild voorkomt, maar ook vaak wordt ingezaaid als voedergewas. Het is een pollenvormende soort die je vooral aantreft in graslanden en langs wegbermen. In vergelijking met Engels raaigras …
Een bescheiden bodembedekker met een rijke achtergrond
Het vijfvingerkruid (Potentilla reptans) is een vaste plant uit de rozenfamilie (Rosaceae), die in grote delen van Europa voorkomt, inclusief België en Nederland. Dankzij haar kruipende stengels, heldergele bloemen en handvormige bladeren is het een opvallende maar vaak over het hoofd geziene soort. Ze groeit vooral in open graslanden, bermen, akkerranden, bosranden en zelfs tussen straatstenen in dorpen en steden.
Botanische kenmerken
Het vijfvingerkruid herken je aan haar kruipende, vaak rood aangelopen stengels die gemakkelijk wortelen op de knopen. Daardoor vormt de plant snel een laagblijvend netwerk van rozetten en bloemen. De handvormige bladeren bestaan meestal uit vijf, soms zeven, gezaagde deelblaadjes. Ze zijn behaard en staan aan lange bladstelen, laag tegen de grond.
Van mei tot in september verschijnen de felgele bloemen, elk met vijf kroonbladen. Ze zijn 2 à 3 cm breed en staan afzonderlijk op lange bloemstelen. Opvallend is dat de bloemblaadjes niet overlappen, wat de bloemen een open, stervormige aanblik geeft.
Vijfvingerkruid (Potentilla reptans)
Verspreiding en ecologie
Het vijfvingerkruid groeit op voedselrijke, vochtige tot matig droge bodems. Je vindt haar in wegbermen, ruigten, hooilanden, langs bospaden en in verwilderde tuinen. Ze is zeer goed aangepast aan menselijke verstoring en komt ook voor in verstoorde grasstroken, tussen kasseien en aan randen van landbouwgronden. In tuinen wordt ze soms bewust aangeplant als bodembedekker, vooral op plekken waar een laagblijvende, onderhoudsarme plant gewenst is.
De bloemen leveren nectar en stuifmeel voor insecten zoals bijen, zweefvliegen en kevers. De uitgestrekte bladmassa bedekt open grond en beschermt zo tegen uitdroging en erosie.
Naamgeving en verwarring
De Nederlandse naam verwijst naar het vijftallige blad, dat doet denken aan een open hand. De botanische soortnaam reptans betekent ‘kruipend’, een directe verwijzing naar de groeivorm. Vijfvingerkruid kan verward worden met andere soorten uit het geslacht Potentilla, zoals Potentilla anserina (ganzerik), die een zilverachtig onderzijde van het blad heeft en langs sloten groeit, of met Potentilla erecta (tormentil), die rechtop groeit en kleiner is.
De typische vingervormige blaadjes
Volksgeloof en geneeskracht
In de volksgeneeskunde stond vijfvingerkruid bekend om zijn samentrekkende, bloedstelpende en ontstekingsremmende werking. Een thee van de bladeren zou helpen tegen mondslijmvliesontstekingen, diarree en keelpijn. Vroeger werd de plant ook als amulet gedragen: het vijftallige blad werd in sommige streken beschouwd als bescherming tegen het boze oog of als een zinnebeeld van de vijf wonden van Christus. In oude kruidenboeken werd de plant ook wel “armenleeuwenkracht” genoemd — ze zou kracht geven aan zwakken, zowel fysiek als geestelijk.
Een kleine krachtpatser
Hoewel bescheiden van uiterlijk, speelt het vijfvingerkruid een belangrijke rol in de vegetatie: ze stabiliseert de bodem, voedt insecten en biedt inheemse diversiteit. Als sierlijke, onderhoudsarme bodembedekker is ze ook geschikt voor natuurlijke tuinen en kruidenborders. Haar gele bloemen en decoratieve bladeren voegen een subtiele schoonheid toe aan elk landschap.
Wie oog heeft voor het kleine, ontdekt in het vijfvingerkruid een plant vol karakter, geschiedenis en ecologische waarde.
Belangrijke waarschuwing
Deze site vervangt geen deskundig advies voor medische behandeling. Raadpleeg altijd een deskundig zorgverstrekker of arts. Ook wat betreft de op deze website aangeboden culinaire recepten mag u deze niet beschouwen als deskundig advies. Daarvoor dient u zich te richten tot een gehomologeerde arts, fytotherapeut of diëtist.
Deel 5 in de serie gebedskaarten, elk gewijd aan een wilde plant. De inspiratie daarvoor vond ik in een bijzondere oude tekst: de “Nigon Wyrta Galdor”, beter bekend als de Nine Herbs Charm. Deze tekst is meer dan duizend jaar oud en werd opgetekend in …
Het was een van die wandelingen die Brugge nog net dat beetje magischer maken: slenteren langs stille hofjes en pleintjes, terwijl Katrien Cattoor (*) – gids en kruidendame pur sang van De Kruidenspiegel – haar verborgen schatten uit het groen toverde. Je denkt bij Brugge misschien …
Zwart tandzaad (Bidens frondosa) is een eenjarige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). Oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika, heeft de plant zich inmiddels stevig gevestigd in Europa, waar ze vooral voorkomt langs vochtige oevers en rivierkanten.
De plant kan een hoogte bereiken van 30 tot 100 cm, maar in gunstige omstandigheden kan ze tot wel 2 meter hoog worden. De stengels zijn rechtopstaand, meestal vierkant van doorsnede en vaak roodachtig aangelopen. Ze zijn glad of licht behaard.
De bladeren staan tegenover elkaar en zijn meestal drie- tot vijflobbig met duidelijk gezaagde randen. De lobben zijn langwerpig tot lancetvormig. De onderste bladeren hebben vaak drie slippen, terwijl de bovenste bladeren meestal enkelvoudig zijn. Deze bladstand helpt om zwart tandzaad te onderscheiden van andere tandzaadsoorten.
De bloemhoofdjes zijn klein, slechts 5 tot 8 mm breed, en bestaan hoofdzakelijk uit buisbloemen met een geel tot oranjebruine tint. Opvallend is dat zwart tandzaad meestal geen lintbloemen heeft, zoals bij veel andere composieten het geval is. Soms zijn er echter één tot drie kleine gele lintbloempjes aanwezig.
Zwart tandzaad (Bidens frondosa)
Naamgeving
Na de bloei vormt de plant donkerbruine tot zwarte nootjes van 5 tot 10 mm lang. Aan de top dragen deze vruchten twee tot vier harde, stekelige naalden met kleine weerhaakjes. Deze blijven gemakkelijk haken in dierenharen, veren of kleding en zorgen voor een efficiënte verspreiding. Hieraan ontleent de plant haar Nederlandse naam “tandzaad”: de weerhaakjes lijken op kleine tandjes.
Het woord ‘zwart’ verwijst naar de kleur van de stengels, die vaak paarsrood tot bijna zwart aanlopen. De zaden zijn bij rijpheid ook donkerbruin tot zwart van kleur, wat ze onderscheidt van sommige andere tandzaadsoorten die lichtere zaden hebben.
De naam is dus een directe, beschrijvende naam gebaseerd op de twee meest opvallende uiterlijke kenmerken van de plant: de donkere kleur en de tandvormige zaden.
Hetzelfde zie je terug in de wetenschappelijke naam: Bidens is een samenvoeging van twee Latijnse woorden: bi (twee) en dens (tand). Het betekent letterlijk “twee tanden”, wat direct verwijst naar de twee stekelige naalden die vaak aan de zaden van deze plant zitten. (Zie foto’s)
Frondosa betekent ‘met veel bladeren’. Dit kenmerk is ook typerend voor de plant, die vaak dichtbegroeide, rijkvertakte stengels met veel samengestelde bladeren heeft.
De plant houdt wel van een iets vochtiger plekje en is meestal te vinden in de buurt van rivieren, kanalen en sloten. In Brugge staat de plant overvloedig aan de boorden van het Minnewater. Zwart tandzaad is van oorsprong een Noord-Amerikaanse soort. In Europa is de plant waarschijnlijk in de 18e eeuw ingevoerd, mogelijk via ballastgrond of besmet veevoer. Sindsdien heeft ze zich snel verspreid en is ze tegenwoordig algemeen in Vlaanderen en Nederland.
De soort groeit vooral op vochtige, stikstofrijke bodems en geeft de voorkeur aan plekken waar de bodem regelmatig verstoord wordt. Je vindt haar onder andere:
langs oevers van rivieren, grachten en sloten
in moerassige ruigten en rietkragen
op natte weilanden en open bosranden
op verstoorde terreinen zoals bouwplaatsen en havens
Zwart tandzaad bloeit relatief laat in het seizoen, van augustus tot oktober, en zet daarna snel zaad. Dankzij de weerhaakjes kan de plant zich makkelijk verspreiden via mens en dier. Vooral langs waterwegen kan ze zich in korte tijd over grote afstanden uitbreiden.
Ecologische betekenis
In Europa gedraagt zwart tandzaad zich als een invasieve soort. Ze is bijzonder concurrentiekrachtig en kan inheemse planten verdringen, zoals het inheemse tweeslippig tandzaad (Bidens tripartita). Bovendien kruist ze soms met verwante soorten, wat kan leiden tot vermenging van genen.
Toch heeft de plant ook een ecologische waarde. De laatbloeiende bloemhoofdjes vormen een belangrijke nectarbron voor bijen, hommels en zweefvliegen aan het einde van de zomer, wanneer veel andere planten al uitgebloeid zijn. De zaden worden daarnaast gegeten door verschillende watervogels.
Zwart tandzaad langs het Minnewater te Brugge
Medicinaal gebruik
In Europa wordt zwart tandzaad nauwelijks gebruikt in de moderne kruidengeneeskunde, maar in Noord-Amerika kende de plant wél een traditioneel medicinaal gebruik bij inheemse stammen. Enkele toepassingen waren:
Ontstekingsremmend: bladeren werden fijngestampt en als papje op ontstoken huid of insectenbeten gelegd.
Adstringerend: aftreksels van de plant zouden helpen om bloedingen te stelpen.
Koortsverlagend: thee van de bladeren werd soms gebruikt om koorts te verminderen.
Ondersteunend voor de luchtwegen: bij verkoudheid, hoest of astma werd soms een wortelaftreksel ingezet.
Hoewel wetenschappelijk onderzoek naar de actieve stoffen nog beperkt is, blijkt dat zwart tandzaad rijk is aan flavonoïden en antioxidanten, wat de traditionele toepassingen deels kan verklaren.
Disclaimer
Informatie over het medicinaal gebruik van zwart tandzaad is geen medisch advies. Raadpleeg altijd een arts, apotheker of andere gekwalificeerde gezondheidsprofessional voordat u de plant gebruikt. Zwart tandzaad kan bijwerkingen, allergische reacties of interacties met andere medicijnen veroorzaken. De werkzaamheid en veiligheid van deze plant als behandeling zijn niet wetenschappelijk bewezen. Elk gebruik van planten voor medische doeleinden is daarom volledig op eigen risico.
Ritueel gebruik
Over specifiek ritueel gebruik van zwart tandzaad is weinig bekend. Sommige Noord-Amerikaanse stammen beschouwden de zaden met weerhaakjes als een symbool voor verbondenheid: alles in de natuur grijpt in elkaar en niets staat op zichzelf. In enkele gevallen werd een kruidenaftreksel ritueel gebruikt bij de jacht, om de jager “onlosmakelijk verbonden” te maken met zijn prooi. In Europa daarentegen zijn er geen sporen van ritueel gebruik teruggevonden.
Samenvatting
Zwart tandzaad (Bidens frondosa) is een opvallende, laatbloeiende plant van vochtige plekken, herkenbaar aan haar tegenoverstaande, vaak drielobbige bladeren, kleine bloemhoofdjes zonder lintbloemen en zaden met haakvormige tandjes. Oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika, heeft de plant zich in Europa sterk verspreid en is ze vandaag algemeen langs oevers en vochtige ruigten. Hoewel de soort zich invasief kan gedragen, levert ze ook een bijdrage aan de biodiversiteit, vooral voor insecten en watervogels. In Noord-Amerika werd ze traditioneel medicinaal gebruikt, maar in Europa is ze vooral bekend als een bijzondere, maar soms lastige verschijning in de natuur.
Wie zich per fiets langs de Expressweg (N31) in Brugge waagt, wordt onverwacht getrakteerd op een gouden gloed die tussen het stedelijk groen oplicht: de citroengele honingklaver (Melilotus officinalis). Deze gracieuze plant, met haar fijngebouwde gestalte en fonkelende bloemtrossen, siert niet enkel bermen maar verovert …
Het bezemkruiskruid (Senecio inaequidens) is een opvallende plant uit de composietenfamilie die pas sinds het begin van de 20e eeuw in onze streken voorkomt. De eerste exemplaren doken rond 1920 op bij een wolverwerkingsbedrijf in België. Aanvankelijk werd de plant slechts sporadisch gezien, maar vanaf …
Ik kreeg vandaag het herfstnummer van het magazine “Kruidentaal” toegestuurd. Op pagina 26 tot 29 is mijn artikel over de “Gebedskaarten voor planten” te vinden.
De Groene draad die dit nummer verbindt is balans en evenwicht. Precies dat wat de herfst ons zo duidelijk laat voelen: dag en nacht die elkaar in evenwicht houden, licht en donker die langzaam verschuiven en de natuur die zich klaarmaakt om naar binnen te keren.
Het herfstnummer van Kruidentaal
Leven met kruiden – dat is waar Kruidentaal Magazine om draait. Ontdek de wereld van kruiden in al hun glorie: van gezondheid en huidverzorging tot koken, magie, kunst en tuinieren.
Kruidentaal, het magazine voor iedereen die met kruiden leeft. Kruiden zijn veel meer dan smaakmakers in de keuken. Ze zijn onze natuurlijke bondgenoten – ze voeden, verzorgen, beschermen en verbinden ons met de diepe wijsheid van de natuur.
In Kruidentaal Magazine lees je over: – kruidengeneeskunde en natuurlijk welzijn – koken met kruiden – spiritualiteit en rituelen – natuurbehoud en tuininspiratie – kruiden in kunst, geschiedenis en verhalen
Elk nummer staat vol inspiratie: recepten, boekentips, interviews, verhalen van kruidenvrouwen en herboristen… alles om het kruidige leven te vieren.
Brugge mag dan wereldberoemd zijn om zijn chocolatiers, maar geloof me: de bakkers doen er niet voor onder. De beste van allemaal bevindt zich op welgeteld 420 stappen van mijn voordeur – een zalige afstand, met drie voordelen die ik u niet wil onthouden: 1) De …
Ik heb geen tuin, maar wel een notitieboekje. Oud, met theevlekken, vergeelde bladzijden en een kaft die ruikt naar kelder en kamille. Ik noem het ‘mijn kruidenschriftje’. Niet omdat ik kruiden kweek, maar omdat ze me blijven volgen, als stemmen, als raadgevers, als geur die …
Eén van de meest prominente rollen van bijvoet in rituelen was die van beschermer. Men geloofde dat het kruid een krachtig afweermiddel was tegen kwade geesten, hekserij en ander onheil. Bijvoet werd gezien als een krachtig middel om zich te beschermen tegen hekserij en het boze oog. Men droeg het bij zich in kleine zakjes of strooide het over de drempel om kwade invloeden buiten te houden.
De wortel van bijvoet werd tegen de muur van een huis gespijkerd om de duivel of andere boze geesten te bannen. Er werden ook gevlochten kransen van bijvoet aan een huis of schuur bevestigd om het te beschermen tegen brand en blikseminslag. Een bosje opgehangen in de stal, houdt vliegen van het vee af. Bijvoet behoorde standaard tot de “kruidenwis”. (Zie onze eerdere artikelen over de kruidenwis)
Tijdens de midzomernacht, één van de belangrijkste heidense feesten, speelde bijvoet een centrale rol. Bundels bijvoet werden in de rituele vuren gegooid om zuivering te bewerkstelligen. Men geloofde dat de rook en het vuur de ziektes en pech van het afgelopen jaar meenamen. De as werd vervolgens over de akkers verspreid om een goede oogst te garanderen.
In de middeleeuwen dacht men dat Johannes de Doper een krans van bijvoet om zijn middel droeg en daarom noemt men de plant ook wel Sint-Janswortel.
In de middeleeuwen werd bijvoet opgenomen in de kruidentuinen van kloosters. Hoewel de kerk heidense rituelen probeerde uit te bannen, bleven veel van de oude gebruiken rondom kruiden in een gekerstende vorm bestaan. Zo werd bijvoet in de periode rond de zomerzonnewende (nu vaak geassocieerd met Sint-Jan) verzameld en gebruikt voor zijn beschermende en geneeskrachtige eigenschappen. Het werd bijvoorbeeld verwerkt in Sint-Janskransen en -vuren.
Door de rook van brandende bijvoet wordt de energie van een ruimte gezuiverd. De sterke, aardse geur werd gezien als een middel om negatieve, stagnerende energieën te verdrijven. Dit ritueel wordt tot op de dag van vandaag gebruikt in neopaganistische en wicca-kringen.
Gebed tot bijvoet
Geheel volgens de traditie en in de geest van de ‘Nigon Wyrta Galdor’ schreven we een hedendaags gebed tot de bijvoet:
Klik op de afbeelding voor een groter formaat.
Ritueel met bijvoet
1) Pluk enkele bladeren van bijvoet Zoek een plek waar jonge bijvoetplanten overvloedig groeien. Neem even de tijd om de plant te eren. Fluister zachtjes wat je gaat doen en waarom je de bladeren nodig hebt.
2) Droog de bladeren Leg de geplukte bladeren op een schone, droge plek en laat ze rustig drogen.
3) Verpulver de gedroogde bladeren Wrijf de droge bladeren voorzichtig fijn tussen je vingers. Gebruik hiervoor geen metalen schaar, om de natuurlijke energie van de plant te behouden.
4) Maak een kruidenzakje Vul een klein zakje met de verpulverde bladeren. Je kunt de bijvoet eventueel mengen met grof zeezout of Himalayazout voor extra zuiverende kracht.
5) Spreek de gebedskaart uit Fluister de tekst van de gebedskaart terwijl je het zakje vasthoudt. Hang het vervolgens om je hals of steek het tussen je kledij, dicht bij je lichaam.
6) Laat energieblokkades los met deze qigong oefening
Ga rustig rechtop staan.
Kruis je handen voor je borst om je hart te beschermen.
Zet je linkervoet 45° opzij en duw met beide handen zachtjes van je af, alsof je iets wegduwt.
Herhaal dezelfde beweging naar rechts.
Doe dit meerdere keren, links en rechts afwisselend, en denk ondertussen aan alles wat je wilt loslaten: ziekte, pijn, verdriet, boosheid, eenzaamheid, jaloezie…
7) Dank de bijvoet Sluit je ogen en fluister een paar woorden van dank aan de plant voor haar kracht en steun.
Voer dit ritueel elke dag uit, bij voorkeur 9 dagen na mekaar.