Bijvoet – Mucgwyrt (deel 2)

6Van bijvoet (Artemisia vulgaris) wordt algemeen aangenomen dat het als eerste voorkomt in de “Nigon Wyrta Galdor” en daar mucgwyrt (mucgƿyrt) wordt genoemd.
De Nigon wyrta galdor is een Oudengelse bezweringstekst bedoeld om etterende wonden te genezen.
De spreuk is vastgelegd in één enkel manuscript, Harley MS 585 (ff 160r—163r), dat tegenwoordig bekendstaat als de “Lacnunga”, welke door het British Museum wordt gedateerd rond de vroege 10de eeuw. In Engeland werd hiervoor in de 19de eeuw de naam “Nine Herbs Charm” of “Nine Worts Galdor” bedacht. Het woord galdor komt overeen met het Zweedse galder (in het meervoud galdra), in de betekenis van een ‘toverlied’.
Er worden 9 kruiden in vermeld die gebruikt worden bij het bereiden van een wondhelende of zweren helende zalf. Deze zalf wordt ritueel bereid volgens de aanwijzingen in de tekst. De negen kruiden in de zalf werken pas als de de galdor in beide oren en over de wonde van de zieke wordt gezongen.
Bijvoet in de Nigon wyrta galdor
Bijvoet (mucgwyrt ) wordt in de Nigon wyrta galdor als volgt aanroepen:
“Gemyne ðu mucgƿyrt
hƿæt þu ameldodest
hƿæt þu renadest æt Regenmelde
Una þu hattest
yldost wyrta
þu miht wið III
and wið XXX
þu miht wiþ attre
and wið onflyge
þu miht wiþ þa[m] laþan
ðe geond lond færð”
Hertaling
“Jij, bijvoet, herinner je
wat je onthulde,
wat je voorbereidde te Regenmelde (mogelijk een plaatsnaam).
Una (de ene?) word je genoemd,
oudste van de kruiden,
je overwint tegen III
en tegen XXX
je overwint tegen etter en vergif
en tegen de rondvliegende vijanden (pest?);
je overwint tegen de afschuwelijke
die over het land waart.”
Mycgwyrt (mucgƿyrt)
Mycgwyrt komt van het Proto-Germaanse mugga (kleine stekende vlieg, mug) en wurtiz of wurt, wat wortel betekent. Bovendien betekent het Angelsaksische woord mycg mug of vlieg, zodat we deze plant zouden kunnen vertalen als ‘muggenkruid’.
Andere bronnen suggereren dat het afkomstig zou zijn van het Oudnoors ‘migge’, wat moeras betekent. In dat geval zou men het dus ook ‘moeraskruid’ kunnen noemen.
Hoe dan ook, de Old English Dictionary vertaalt Mycgwyrt in Mugwort.
Waar komt de naam “bijvoet” vandaan?
Er doen verschillende verhalen de ronde over de naam, waarvan sommige waarschijnlijk meer tot het rijk der fabelen behoren of voortkomen uit de verbeelding. Al sinds 23-79 na Christus wordt het verhaal verteld dat het leggen van deze plant in je schoenen blaren en vermoeidheid zou voorkomen. Plinius beschreef dit al. Het verhaal bleef eeuwenlang bestaan, want ook Rembert Dodoens (16 de eeuw) noemt het. Volgens de overlevering zouden takjes van de plant in je schoenen tijdens een lange wandeling, wanneer je pijn in je voeten krijgt, vermoeidheid en pijn verlichten.
Het is evenwel niet ondenkbaar dat onze verre voorouders opmerkten dat Romeinse soldaten bijvoetbladeren in hun soldatenschoenen legden als bewezen middel tegen blaren en zweetvoeten.
Bijvoet of Beipoz, in middeleeuwse kruidenboeken
H. Kleijn (zie bronnen) schrijft in zijn “Planten en hun namen: een botanisch lexicon voor de Lage Landen” dat de oudst bekende vermelding van bijvoet voorkomt in een handschrift van Hildegard van Bingen (1098–1179), waarin zij de plant “Bipoz” zou noemen.
Kleijn geeft echter niet aan om welk handschrift het gaat, en ik heb tot op heden geen directe verwijzing naar de naam “Bipoz” of bijvoet in Hildegards eigen teksten teruggevonden.
Wel bevat haar werk – bijvoorbeeld in de ‘Physica‘ – uitgebreide plantenbeschrijvingen, maar Hildegard gebruikte vaak volkse namen, die tegenwoordig niet altijd eenduidig te identificeren zijn.
De term “Beipoz” (met varianten zoals Biboz, Peipoz, Peyfues, Byfuß, Beyfuß enz.) komt wel regelmatig voor in middeleeuwse kruidenboeken als benaming voor bijvoet (Artemisia-soorten).
Zo gebruikt Konrad von Megenberg (1309–1374) in zijn beroemde “Buch der Natur” – in de editie van Pfeiffer (1861) – de naam “Peipoz”.
In het hoofdstuk “Von dem Beipoz” (over Artemisia, bijvoet) schrijft hij onder meer:
“…wer ez an diu pain pind, ez benem den wegraisern ir müed.”
(“…wie het aan de benen bindt, het neemt de reizigers hun moeheid weg.”)
De exacte botanische identificatie van deze “Beipoz” werd pas rond de overgang van de 15de naar de 16de eeuw met zekerheid vastgesteld als Artemisia vulgaris.
Conclusie
De naam bijvoet vindt haar oorsprong in een Oudhoogduits woord. Volgens het Etymologisch Woordenboek gaat het om vormen als bībōz of pīpōz, met varianten in het Middelnederlands (bibot, bifot) en Middelhoogduits (peipus, bivuoz). Deze woorden zijn vermoedelijk verbonden met het Proto-Germaanse werkwoord ‘bautan’ (slaan of stoten), en dat wijst op het gebruik van het kruid: het werd fijngestampt (geplet) om te verwerken, onder meer in maaltijden of zalven.
Later kreeg het woord een meer volkse verklaring: door het geloof dat het kruid aan de voeten vermoeidheid zou tegenhouden, evolueerde de naam naar “bij de voet” — wat mogelijks de uiteindelijke vorm “bijvoet” in het Nederlands verklaart.

Ritueel gebruik van bijvoet
Al eeuwenlang wordt bijvoet (Artemisia vulgaris) omgeven door een aura van mysterie en magie. In vroeger tijden was dit kruid, dat vaak langs wegen en op onbebouwde terreinen groeit, een onmisbaar onderdeel van talrijke rituelen en volksgebruiken in Europa en daarbuiten. Van de Romeien tot de Germanen en in de middeleeuwse kloostertuinen, overal kende men de bijzondere krachten van “de moeder van alle kruiden”. De rituele toepassingen waren divers en gericht op bescherming, genezing, divinatie en het markeren van belangrijke overgangen in het leven en het jaar.
Poort naar de droomwereld en toekomst
Bijvoet werd ook gezien als een kruid dat de deuren naar andere werelden en het onderbewustzijn kon openen. Het werd gebruikt in rituelen die gericht waren op divinatie en het opwekken van profetische dromen. Door het kruid te verbranden als wierook of het onder het kussen te leggen, hoopte men heldere en betekenisvolle dromen te ontvangen die de toekomst zouden onthullen of inzicht zouden geven in verborgen zaken. Deze praktijk was diep geworteld in het sjamanisme en andere spirituele tradities.
Het is belangrijk op te merken dat divinatie niet wetenschappelijk is bewezen. Het wordt over het algemeen beschouwd als een spirituele, esoterische of culturele praktijk, en de effectiviteit ervan is een kwestie van persoonlijk geloof.
Hoewel de wetenschap vandaag de dag de werkzame stoffen in bijvoet kan analyseren, blijft de rijke geschiedenis van het rituele gebruik een fascinerend venster op het verleden. Het toont hoe onze voorouders in nauwe verbinding leefden met de natuur en hoe zij in planten als bijvoet niet alleen een geneesmiddel zagen, maar ook een krachtige bondgenoot in de spirituele wereld.

Bronnen en meer informatie
Frits Henry Brookman in “Germaans heidendom, bronnenboek van schriftelijke en oudheidkundige sporen”, deel 1, Wodan; pg.229-271.
Uitgever: Bronnenreeks Nederlands Erfgoed Kinheim, 2024, ISBN: 978-94-6481-630-3
Henriette Kress, “Practical Herbs” (2018), en “ESCOP Monographs”; editie 2018: ISBN 978-1911597575.
Hendrik Kleijn, Foppe Inne Brouwer: “Planten en hun naam : een botanisch lexicon voor de Lage Landen”; Published in 1970 in Amsterdam by Meulenhoff. ISBN: 9789029044677
M. Pahlow: “Handboek van geneeskrachtige kruiden”; Uitgever: Helmond. 1980; ISBN: 9789025269456

Link naar de 16 meest recente artikelen
- Citroengele honingklaver
- Bezemkruiskruid: een taaie indringer met een zonnig karakter
- Kruidentaal
- Mijn pelgrimstocht naar de croissant
- Uit mijn kruidenschrift (Georg Ketting)
- Bijvoet – ritueel (deel 3)
- Bijvoet – Mucgwyrt (deel 2)
- Rechte alsem – Artemisia biennis
- Op safari in de stad – augustus 2025
- De kruidenfluisteraar spreekt… (deel 4)
- Op oevertocht in augustus (deel 3)
- Groenbeleid met een visie
- Op oevertocht in augustus (deel 2)
- Waardevol natuurgebied wordt bedreigd
- Op oevertocht in augustus (deel 1)
- Groot heksenkruid
Ontdek meer van Stadsplanten
Abonneer u om de nieuwste berichten naar uw e-mail te laten verzenden.