Korstmossen – deel 10 – Kopjesbekermos
We zijn ondertussen aanbeland bij het laatste deel van onze reeks over korstmossen. Dit artikel is een bijdrage van onze redacteur Nic Carsauw uit Mechelen. Nic is ook de auteur van Wilde natuur in Mechelen.
Het kopjesbekermos (Cladonia fimbriata) is een korstmos uit het geslacht Cladonia. Ik vond het kopjesbekermos op de muren van het kerkhof in Muizen, op bomen en zelfs op de grond aan een fietsenstalling bij het Hof van Egmont in Mechelen.
Naamgeving
Kopjesbekermos heeft zijn Nederlandse naam te danken aan de kelkvormige structuur van de vruchtlichamen. Cladonia is afgeleid van het Griekse woord klados, dat “spruit” betekent. De Latijnse soortnaam fimbriata betekent “vezelig” of “omzoomd”. Cladonia fimbriata betekent dus “omzoomde spruiten”.
Andere bekermossen
Er zijn nog tal van andere bekermossen. Soms groeien ze naast of door elkaar, wat een treffende identificatie niet eenvoudiger maakt.
Zo heeft smal bekermos (Cladonia coniocraea) geen uitgesproken bekers. De bekers van het frietzakbekermos (Cladonia humilis) hebben dan weer de vorm van een frietzak (een steel die langzaamaan verbreed). Bruin bekermos (Cladonia grayi) is veelal te herkennen aan de roze, ontschorste beker.
Voorkomen
Het groeit op steen, bomen, hout en op de grond. Het is een van onze algemeenste korstmossen vanwege de lage eisen die het stelt aan zijn omgeving.
Beschrijving
De grondschubben zijn groen tot grijsgroen en vrij klein (1 × 3 mm). De onderkant van de grondschubben is wit. De schimmel leeft in symbiose met de alg Trebouxioid.
Als de groeiplaats niet teveel betreden wordt, kunnen er vruchtlichaampjes verschijnen. Deze holle, tot 2 cm lange, lichtgrijze tot licht groenige stelen (podetia) eindigen in bokaal- tot trechtervormige bekers. De bekers zijn tot 4 mm breed en vrij regelmatig van vorm. De bekers zijn grijsgroen of grotendeels bruin aangelopen. Die bekertjes dienen om regendruppels op te vangen. Met de openspattende druppels worden de sporen weggeslingerd die voor de verspreiding van de soort moeten zorgen.
Kopjesbekermos bevat stoffen die de groei van bacteriën en van tumorcellen kunnen afremmen. De soort is buitengewoon veelvormig.
Voortplanting
De voortplanting gebeurt zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk. Het totale oppervlak van de stammetjes, inclusief de binnenkant van de bekertjes, is met fijne sorediën bedekt. Sorediën zijn structuren waarmee het korstmos zich vegetatief (ongeslachtelijk) kan voortplanten: het zijn stukjes thallus waarin zich zowel schimmeldraden als algen bevinden.
Ook kan het korstmos zich voortplanten door middel van fragmentatie. Delen van de korstmosstructuur kunnen breken en zich elders vestigen.
De bekerrand is vaak voorzien van bruine tot zwarte puntvormige pycnidiën (kogelvormige “vruchtlichaampjes” waaruit ongeslachtelijke sporen worden afgegeven).
De stelen (podetia) dragen ook kleine structuren genaamd apothecia. Apotheciën zijn komvormige “vruchtlichaampjes” waarin de geslachtelijke sporen van de schimmel worden gevormd. Deze sporen verspreiden zich via water en wind.
Ecologische betekenis
Net als veel andere korstmossen speelt Cladonia fimbriata een belangrijke rol in ecosystemen. Het draagt bij aan bodemvorming, stabiliseert oppervlakken en biedt habitat en voedsel voor micro-organismen en kleine ongewervelde dieren. Daarnaast kan het ook gevoelig zijn voor veranderingen in milieucondities, waardoor het een nuttige indicator is voor ecologische gezondheid.
Rode heidelucifer
Rode heidelucifer (Cladonia floerkeana) is een korstmossoort die behoort tot het geslacht Cladonia (rendiermosachtigen). Korstmossen bestaan uit een symbiotische relatie tussen een schimmel en algen of cyanobacteriën.
Het vruchtlichaam van de rode heidelucifer bestaat uit een staafje en een felrood gekleurde kop: net een lucifer, vandaar de naam. Ik zag deze soort op (houten) muurtjes langs de Dijle richting Muizen. De Rode heidelucifer is een korstmos dat meestal voorkomt op venige en zandige grond, op rottend en ander hout.
Beschrijving
De grondschubben zijn helder grijs tot gelig grijs en weinig ingesneden. De onderkant is wit of heeft wat gelige tot oranje plekken aan de basis. De takjes (podetiën) zijn 1-2 cm hoog, staaf- tot knotsvormig en meestal enkel aan de top vertakt. Ze zijn dicht bedekt met grove korrels en vaak ook met schubjes en beschorste delen. De rode topjes (apotheciën) zitten bovenaan de knotsvormige vertakkingen. Deze zitten vol met sporen. Vaak zitten er ook schubben tussen de apotheciën.
Onderscheid
Deze soort is niet altijd even gemakkelijk te onderscheiden van C. macilenta (dove heidelucifer).
Onderstaande website kan je helpen om bekermossen te onderscheiden:
Bronnen en meer informatie
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kopjesbekermos
https://nl.wikipedia.org/wiki/Rode_heidelucifer
https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=30786
https://www.zwammeninzuidhorn.nl/Kopjesbekermos.html
https://waarnemingen.be/species/18409/
https://www.yavannah.nl/infoteksten/bekermos/Bekermos.php
https://britishlichensociety.org.uk/resources/species-accounts/cladonia-fimbriata
https://www.afl-lichenologie.fr/Photos_AFL/Photos_AFL_C/Cladonia_fimbriata.htm
- Op stap met Tim Claerhout – deel 3
- Op stap met Tim Claerhout (deel 2)
- Teunisbloem – Oenothera spec.
- Stadsplanten … op vakantie aan zee.
- Op stap met Tim Claerhout (deel 1)
- Op safari in de stad – deel 10
- Valse ridderspoor
- Harig wilgenroosje
Ontdek meer van Stadsplanten
Abonneer u om de nieuwste berichten naar uw e-mail te laten verzenden.