Zodra de zon zich zo uitbundig laat zien als de voorbije dagen, lijkt de natuur haast te jubelen van vreugde. Alles komt in beweging: kruiden schieten als pijlen uit de grond en vroege bloeiers toveren van de ene dag op de andere een levend palet van kleur op onze straten en pleinen.
Wat vooral in het oog springt, zijn de talloze kleine, witte bloempjes die zich in deze tijd van het jaar massaal aandienen: het elegante kandelaartje, de bescheiden vroegeling, de frisse kleine veldkers en de frele zandraket. Maar ook hun kleurrijke kompanen laten zich niet onbetuigd: paarse dovenetel, de gele flamboyantie van stinkende gouwe, de vrolijke paardenbloem, de tedere pinksterbloem, de ranke muurleeuwenbek (foto boven) en de gracieuze bosanemoon dragen allemaal hun steentje bij aan het feest van het ontwaken.
Toch is er één bloem die met kop en schouders boven de rest uitsteekt — de absolute voorjaarsdiva van Brugge: de muurfijnstraal. Alsof ze een geheim pact met de lente heeft gesloten, kiest zij haar moment met onnavolgbare precisie. En dan, als bij toverslag, duiken haar duizenden bloempjes op: in de voegen van kademuren, langs bruggen, tegen gevels — een subtiele explosie van lentelicht. Voor mij zijn zij de ware herauten van het nieuwe seizoen, een zachte fanfare die fluistert: de lente is hier.